Boni-Expedities. In 1824 weigerde de vorstin van Boni het „Bongaaisch tractaat*” te vernieuwen op grond der bewering, dat dit contract met de vroegere O.Ind.-Compagnie haar niet aan de Nederl. Regeering bond. Vele kleinere staatjes werden door dit optreden eveneens tot verzet aangemoedigd. Een en ander had in 1824 verschillende krijgsverrichtingen ten gevolge, welke ten slotte zeer gunstig verliepen (Generaal van Geen).
Evenwel maakte het uitbreken van den Java-oorlog, dat de geheele onderwerping van Boni niet kon worden bereikt. In 1838 gaf Boni pas toe, het Bongaaisch tractaat weer te zullen teekenen, hetgeen echter eerst geschiedde in 1846. In de volgende jaren bleek echter maar al te duidelijk, dat de vorstin zich om het tractaat niet bekommerde; voortdurend werd de lnd. Regeering gedwarsboomd en onze vlag beleedigd. Vooral na 1856 werd dit zeer sterk; echter duurde het tot 1857, eer de regeering gewapend kon ingrijpen wegens de toestanden op Borneo en Palembang en de politieke gebeurtenissen in Europa.
E e r s t e B o n i e x p e d i t i e. In 1859 werd opnieuw het Bongaaisch tractaat geschonden en hadden verschillende vijandige handelingen van de zijde van Boni plaats, w. o. beleedigingen van de Ned. vlag. Alle vertoogen door de Ind. Regeering tot de vorstin gericht, bleven vruchteloos, zoodat in 1859 eene expeditie werd uitgezonden onder het opperbevel van den Generaal Steinmetz. Geland werd te Badjoa op 12 Februari, onder gevechten met Boniren, o. a. met Bon. ruiterij. De volgende dagen werden verkenningen gemaakt voor de volgende operaties tegen de hoofdplaats Boni.
Op 19 Februari werd de opperbevelhebber gewond en moest deze geëvacueerd worden, waarna de Kolonel Waleson hem in zijn bevel opvolgde. Door de vele regens en het uitbreken van de cholera werden de operaties belemmerd, zoodat eerst den 28en Febr. opgerukt werd naar Boni, hetwelk echter verlaten werd bevonden; den volgenden dag werd naar Badjoa teruggekeerd. De opperbevelhebber wenschte nu Boni „het machtige” genomen was, ook Pasempa „het sterke” en Pampanoea „het rijke” (zooals de Bonische sage deze plaatsen noemde) te veroveren, doch de bij de expeditie aanwezige Regeeringscommissaris durfde niet van de regeeringsopdracht af te wijken. Toen later machtiging van de Regeering daartoe kwam, was het te laat, daar de gezondheidstoestand der troepen te Badjoa zóó slecht was geworden, dat ze niet meer bruikbaar waren voor dergelijke ondernemingen. In een krijgsraad werd besloten de expeditie te beëindigen, terwijl een detachement in een opgerichte versterking te Badjoa zou achterblijven en de Marine de kust zou blokkeeren.
T w e e d e B o n i e x p e d i t i e. De politieke gebeurtenissen in Boni na de 1e expeditie maakten het noodig, dat spoedig daarna gewapend werd opgetreden. Deze tweede expeditie, onder het opperbevel van den Generaal van Swieten, die nu tevens Regeeringscommissaris was, zou eerst het landschap Sindjai veroveren. Daartoe werd een colonne over land vanuit Boelekomba daarheen gezonden. Toen deze colonne echter den 23en Oct. nog niet ter plaatse was, besloot de opperbevelhebber de troepen te landen, hetgeen den volgenden dag geschiedde. Den 6en Dec. werden Boni en Palakka genomen. Den 7en Dec. begonnen de Boniren zich in grooten getale te onderwerpen.
Den 9en Dec. werd opgerukt naar Pasempa, welke inderdaad bijna onneembare sterkte verlaten werd bevonden, hetgeen bewees, dat de vijand door de verovering van Boni zeer geschokt was. Pampanoea werd den 16en Dec. bereikt. Gedurende deze latere verrichtingen bleek het, dat een groot deel der bevolking niet meer aan den oorlog meedeed en ons zelfs behulpzaam wilde zijn. Wegens vermindering der levensmiddelen en stijging van het ziekten-cijfer werd den 26en Dec. teruggekeerd naar Palakka. Het rijk van Boni was onderworpen en de kleine staatjes boden ook weldra hun onderwerping aan. Nieuwe tractaten werden gesloten, welke het Ned. gezag duidelijk bevestigden.
De k r ij g s v e r r i c h t i n g e n van 1905 tegen Boni, welke geheel een einde maakten aan het bestaan van dit rijk, dat thans echter nog in het bezit van zelfbestuur gelaten was, maken een deel uit van een samenstel van krijgsverrichtingen op Zuid-Celebes. Zie CELEBES-EXPEDITIE (ZUID).