Boissier (gaston) - 1823-1908, smaakvol geleerde, die in een schitterenden stijl meesterwerken geschreven heeft op het gebied der Latijnsche letterkunde en Romeinsche archaeologie. Geb. te Nîmes, werd hij daar professor in 1847, tien jaar later te Parijs, waar hij in 1865 professor aan het Collège de France werd. Zijn vroegste geschriften over Attius en Varro (1857-61) zijn overtroffen door die over de Brieven van Cicero en vooral door Cicéron et ses amis (1865), waarvan in 1902 de 12de druk is verschenen.
Verdere werken: La religion romaine d’Auguste aux Antonins, 2 dl. (5de druk 1901), L’opposition sous les Césars (4de druk 1900), La fin du Paganisme (1891). Van zijne archaeologische werken verdienen vooral vermelding: Promenades archéologiques, Rome et Pompéi (4de druk 1892), Nouvelles promenades archéologiques, Horace et Virgile (1886), L’Afrique romaine (1895). Toen hij in 1903 zijn 80sten verjaardag vierde, is hem door geleerden uit alle deelen der wereld een album vereerd met bijdragen van hunne hand en zijn portret, getiteld „Mélanges Boissier”.