Boer (richard constant) - geb. 1863 te Warnsveld, studeerde te Leiden in de Ned. letteren en promoveerde aldaar in 1888, was van 1888—1900 leeraar aan het Gymnasium te Leeuwarden en werd in laatstgenoemd jaar benoemd tot hoogleeraar aan de Universiteit van Amsterdam om onderwijs te geven in het Sanskrit en de Oudgermaansche taal en letterkunde. Sedert 1908 doceert hij alleen het laatstgenoemde vak. Tot zijn voornaamste publicaties behooren een aantal Oudnoorsche Tekstuitgaven, verder Untersuchungen über den Ursprung und die Entwickelung der Nibelungensage, 3 dln, Halle, 1906—1909; Die Sagen von Ermanarich und Dietrich von Bern, Halle, 1910; Die altenglische Heldendichtung, 1, Beowulf , Halle, 1912; Studiën over de Metriek van het Alliteratievers, Amsterdam, 1916. Tevens publiceerde hij talrijke opstellen over Oudgermaansche Philologie en taalkunde in binnen- en buitenlandsche tijdschriften.
Zijne onderzoekingen hebben den oorsprong en de ontwikkeling van het Germaansche heldendicht in een nieuw licht doen zien, met name wat de Nibelungen- en Dietrichpoëzie betrtft. Volgens de gangbare meening zou deze in Zuid-Duitschland zijn ontstaan en zich noordwaarts hebben verbreid naar Saksen en Scandinavië. Boer betoogt op grond van de overlevering, dat de gang juist andersom is geweest. Zie hierover het art. NIBELUNGENLIED. Prof. Boer is lid van de Kon. Academie van Wetenschappen te Amsterdam.