Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boeotie

betekenis & definitie

Boeotie - (Gr. „Boiotia”, Nieuw-Gr. „Wiotia”). landschap van Hellas, in ’t Z. en O. bergachtig (Helicon en Cithaeron), overigens een laagvl., waarvan het Copaïs-meer het midden is, met Orchomenus en andere Mycenische vestigingen. De Boeotiërs zijn in oude tijden in het reeds rijk met steden bezette gebied binnengedrongen, zoodat hun stam in een bondsstaat is veranderd: het bondsfeest heette de Itonia. Thebe, dat eerst een gematigde oligarchie had en 457 v. C. in een democratie werd veranderd, vestigde 446 v. C. den Boeot. Bond: geheel B. was daartoe in elf deelen verdeeld, die elk een boeotarch, 60 leden in den bondsraad op de Cadméa, 100 zwaargewapenden en 100 ruiters stelden.

Het staat niet vast, of de bond in 338 v. C. door Philippus is ontbonden — in 324 v. C. bestond hij zeker, van 224—192 werd hij aanmerkel. versterkt door het toetreden van andere staten. Omstreeks 300 v. C. namen de Boeotiërs een gewichtige plaats in, toen hunne hulp door de diadochen om strijd werd gezocht, en circa 239 —235 v. C. zijn zij door Demetrius II onderwerpen. Later waren zij onbetrouwbare bondgenooten der Romeinen, zoodat zij 191 v. C. de zijde van Antiochus kozen en 171 v. C. een bondgenootschap met Perseus aangingen. Maar zij werden opnieuw onderworpen en hun bond opgelost. Deze is 158 v. C. weer hersteld en tot in den keizertijd blijven bestaan. De lucht van B. was dik en zwaar en de inwoners gingen door voor plomp en stomp, hetgeen uit allerlei spreekwoordel. uitdrukkingen in de oudheid blijkt.

< >