Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boekweit (fagopyrum esculentum, polygonum fagopyrum)

betekenis & definitie

Boekweit (fagopyrum esculentum, polygonum fagopyrum) - stamt waarschijnlijk uit CentraalAzië, waar ze in ’t wild voorkomt. Hare teelt is niet zeer oud. In West-Europa werd ze vóór de 16e eeuw niet algemeen verbouwd. Van de inlandsche boekweit onderscheidt men twee rassen, n.l. zand- en veenboekweit.

De eerste heeft grootere en grijzer getinte korrels. Verder wordt in ons land nog geteeld de zilvergrijze of Schotsche boekweit; deze brengt gewoonlijk meer op, de korrels hebben geen vlakke doch bolle wanden en bezitten een dunne bast en veel meel. De b. stelt geen hooge eischen aan den grond. Een te sterke bemesting geeft te veel blad en weinig zaad. De plant ontwikkelt zich zeer snel; ze kan nog laat worden gezaaid en dient daarom meermalen als noodvrucht, wanneer het eene of andere gewas is mislukt. Wegens de betrekkelijk hooge kiemingstemperatuur en het gevaar voor nachtvorsten wordt niet vóór half Mei gezaaid. Hoeveelheid zaaizaad 60—70 L. per H.A. Breedwerpig is regel, doch rijenteelt komt ook veel voor; in ’t laatste geval rijenafstand 25—30 c.M. De b. is zeer gevoelig voor nachtvorst, tijdens het bloeien ook voor felle zon en wind. De opbrengst is daardoor zeer wisselend.

Gewoonlijk rekent men op 16—35, gemiddeld op 26 H.L. zaad per H.A. Het zaad levert het boekweitemeel en de boekweitegort, geliefkoosde grondstoffen voor pannekoek en pap. De doppen worden veel als vulling gebruikt bij het verpakken van bloembollen, eieren, enz. Tengevolge van de onzekerheid der teelt neemt de verbouw bij ons zeer sterk af. De mindere zaadopbrengst in vergelijking met vroeger meent men te moeten toeschrijven aan de inkrimping der bijenhouderij, waarvoor de bevruchting minder volledig tot stand zou komen. Hoofdzakelijk in de Oostelijke en Zuidelijke provinciën wordt de zandboekweit verbouwd.

Volgens het landbouwverslag is de jaarlijksche oppervlakte van ruim 60.000 H.A. omstreeks 1860 ingekrompen tot ruim 9000 H.A. in 1914. De teelt van veenboekweit op gebranden hoogveengrond behoort bijna geheel tot de geschiedenis (zie BRANDCULTUUR). — Boekweit wordt soms ook als groenvoedergewas verbouwd. Grutjes noemt men het van de schil bevrijde en gebroken boekweitzaad. Als voedermiddel wordt b. voornamel. voor varkens gebezigd en wel in den vorm van boekweitemeel. Men schrijft daaraan een bijzonder gunstigen invloed toe op vleesch en spek, voornamelijk, wat den smaak betreft, waarom sommige boeren, die de varkens anders mesten met mais of rogge, de voor eigen gebruik bestemde dieren vooral met b. voederen.

< >