Boden-See - (of Meer van Constanz), een door den Rijn doorstroomd meer, dat een kom opvult, die door den diluvialen Rijngletsjer gevormd is. Het gaat, even als het meer van Genève, dwars door de hoogvlakte ten N. van de Alpen, en scheidt het Zwitsersche van het Duitsche deel daarvan. De Noord-Westelijke golf heet Ueberlinger-See, terwijl het door een 200 a 500 M. breeden arm met de ondiepe Unter-See (of Zeller-See) verbonden is. Het meer is van Bregenz tot het uiteinde van de Ueberlinger-See, 64 K.M. lang, en heeft een grootste breedte van 14 K.M.; de oppervlakte bedraagt 540 K.M.2, de omtrek (met Unter-See) 220 K.M. Hoogte van den spiegel boven de zee 395 M.; grootste diepte 252 M. (n.l. tusschen Friederichshafen en Uttwil).
In de Unter-See ligt het eiland Reichenau, aan het begin van de Ueberlinger See, het eiland Mainau. De groote vischrijkdom neemt af; zeer rijk is het aan watervogels. Belangrijk is het locale verkeer op het meer; ook het groote verkeer maakt ervan gebruik, door dat de groote verkeersweg Bem-München het passeert. De oevers zijn heuvelachtig en vooral in het Z. met mooie bosschen bedekt. Tusschen Bregenz en Rohrschach is de oever vlak, daar hier de Rijn een groote delta gevormd heeft. Aan de oevers liggen talrijke plaatsen, zooals de hoofdplaats van Vorarlberg, Bregenz; het tot Baden behoorende, maar aan den Zwitserschen oever gelegen Constanz; het op eilandjes gebouwde Lindau; het door de Zeppelins beroemde Friedrichshafen; enz.
