Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Boano

betekenis & definitie

Boano - Eilandje ten W. van Ceram, en behoorende tot de onderafd. W.-Ceram, afd. Ceram der res. Amboina, ongeveer 82 K. M.2 geogr. mijl oppervl.; in het N. W. vlak, in het N. O. heuvelachtig. met toppen van 260—300 M.; de hoogste waarschijnl. niet boven 400 M. De vegetatie is armelijk, en bestaat hoofdzakel. uit hoog gras met hier en daar eenige kajoe-poetih boomen, bamboestruiken en aan de kust rhizophoren; de voorn. rivier is de Ajer Lapoean, die in de baai van Toendona in het N. W. van het eil. uitmondt.

Aan de N. W. kust wonen in primitieve huisjes eenige visschers van Binongko, het kleine eil. ten Z. O. v. Celebes, die gerookte visch naar Ambon verkoopen; overigens heeft men op het eil. slechts één kampong, eveneens B. geheeten, aan de O. kust gelegen; van de ± 1300 inw. zijn ongeveer 900 Christenen, de overigen Mohammed.; vandaar de verdeeling van de kampong in twee helften: Boano Serani (= Christelijk) en Boano Islam. De bevolking, die haar onderhoud meest op naburige eil. moet zoeken, wordt als zeer indolent beschreven; het Christendom dateert hier reeds uit den tijd der Compagnie, doch men vindt ook bij deze Inl. Christenen veel overblijfselen van het animisme; o. a. de vereering van de z. g. boeli—boeli, zijnde kleine porceleinen of verglaasde potjes, welke de verblijfplaatsen der zielen van de afgestorvenen moeten voorstellen. Met den dienst der boeli-boeli zijn bepaalde priesters of priesteressen belast, evenals op Ceram maoewèn geheeten, ze zijn zeer gevreesd en houden dezen dienst voornamel. voor hun eigen voordeel in stand; bij sommige gelegenheden worden de zielen der voorouders door den priester geraadpleegd, waarbij hij door hen bezield wordt; door zijn mond geeft dan de ziel antwoord op de gestelde vragen en maakt zij van de aangeboden spijzen gebruik. Vergelijk K. Martin, Reisen in den Molukken, pag. 159e. v.en M. Teffer in Meded. v. h. Nederl. Zendelinggenootschap dl. 4 p. 77—83.

< >