Blindedarmontsteking - (appendicitis); deze algemeen door leeken gebruikelijke naam is feitelijk onjuist, omdat men daarmede niet wenscht aan te duiden een ontsteking van den blinden darm, maar een ontsteking van zijn wormvormig aanhangsel (appendix). Het ziektebeeld is zeer wisselend. Alle mogelijke variaties tusschen een heftigen acuten aanval en een uiterst langzaam, bijna geen verschijnselen makend beloop, komen voor. Bij de acute aanvallen neemt men dikwijls waar plotselinge heftige pijn in den buik, vooral rechts, misselijkheid, braken, hooge temperatuur.
De spieren van den rechter buikwand zijn sterk gespannen, druk boven de plaats, waar zich het wormvormig aanhangsel gewoonlijk bevindt, kan zeer pijnlijk zijn. Is de spierspanning minder sterk of gelukt het deze door kunstgrepen min of meer op te heffen, dan voelt men daar ter plaatse dikwijls een zwelling. Hoe de aanval zich verder zal ontwikkelen, is nooit vooruit te zeggen. Dit geldt trouwens in het algemeen voor iedere ontsteking, waar deze ook in het lichaam moge ontstaan. Maar het verraderlijke bij de b. bestaat hierin, dat men geen methode van onderzoek kent, die het mogelijk maakt om zich op ieder oogenblik te overtuigen, hoe het met den voortgang van het ontstekingsproces staat. De ontsteking kan, zelfs al waren de eerste verschijnselen zeer heftig, weer langzamerhand teruggaan. Het braken houdt op, de pijn vermindert, de spierspanning verdwijnt, de zwelling wordt niet meer waargenomen. Na eenige dagen, soms zelfs na een enkelen dag, voelt de patiënt zich weder geheel hersteld.
Men weet echter, dat na zoo’n korten tijd van een volledig herstel, ondanks het verdwijnen van de verschijnselen, nog geen sprake kan zijn. Het kan nog wel eenige weken duren, eer het geheele ontstekingsproces weder teruggegaan is. De ontsteking kan echter ook geleidelijk voortschrijden tot een vrij uitgebreide, lokale buikvliesontsteking en eveneens tot een algemeene buikvliesontsteking. Ook kan onder invloed van het ontstekingsproces de wand van het wormvormig aanhangsel op een enkele plaats bezwijken (doorbraak). Dit geeft dan steeds aanleiding tot buikvliesontsteking, soms is deze beperkt tot de omgeving van den appendix, maar meestal zal er een algemeene buikvliesontsteking ontstaan. Een andermaal kan zich in den appendix tengevolge van de ontsteking een absces ontwikkelen. De etter zal zich een weg naar buiten trachten te banen, het absces kan doorbreken in de vrije buikholte: een acute buikvliesontsteking is het gevolg. Ook kan het absces doorbreken in een darm, en, hoewel zelden, in de blaas of in het nierbekken.
Ook kan doorbraak door de huid naar buiten plaats grijpen. Een andermaal zal als gevolg van het ontstekingsproces afsterving (gangraen) van een deel van den appendix kunnen plaats vinden. Het gevolg is dan ook meestal weder buikvliesontsteking. Men denke echter niet, dat al deze zeer ernstige gevolgen alleen kunnen voorkomen, wanneer de verschijnselen van ernstigen aard zijn. Er bestaat niet het minste verband tusschen de heftigheid van de eerste verschijnselen en de later, soms na eenige uren, doch ook wel eens na eenige dagen, optredende uiterst gevaarlijke verwikkelingen. Zoo kan het zijn, dat de eerste verschijnselen zich alleen als wat buikpijn openbaren. Onder deze omstandigheden is het zelfs dikwijls ónmogelijk, den waren aard van de ziekte te herkennen. Men denkt met een onschuldige aandoening te maken te hebben, maar later ontstaat plotseling een verwikkeling (bv. buikvliesontsteking) en dan kan het reeds te laat zijn om den lijder te redden.
Verwikkelingen ontstaan echter lang niet altijd; de aanval kan uiterst weinig verschijnselen geven en weer voorbijgaan. Er kan dan volkomen genezing intreden, maar dikwijls komen recidieven voor. De pat. krijgt telkens nieuwe aanvallen. Over het karakter van deze nieuwe aanvallen valt ook weer van tevoren niets te zeggen. De verschillende aanvallen kunnen een zeer goedaardig karakter hebben, maar daaruit volgt niet, dat een volgende aanval eenzelfde karakter draagt. Tengevolge van de aanvallen kunnen verschillende veranderingen in den appendix zelf of in zijn omgeving ontstaan. In het wormvormig aanhangsel zelf ontstaan soms insnoeringen; de holte in het orgaan kan min of meer verdwijnen, het orgaan kan min of meer samenschrompelen, enz. De veranderingen in de omgeving bestaan in hoofdzaak in vergroeiingen tusschen het wormvormig aanhangsel en darmen of andere in de omgeving gelegen organen.
Zij zijn feitelijk het gevolg van een gelokaliseerde buikvliesontsteking. Deze lokale buikvliesontsteking kan weer op haar beurt tot tal van reflexverschijnselen aanleiding geven. Zoo ontstaat soms diffuse pijnlijkheid in den buik of een plotselinge pijnaanval, een ander maal maagverschijnselen, enz. kortom een reeks van klachten, die op zichzelf niets karakteristieks hebben, kunnen het gevolg zijn van een chronische blindedarmontsteking. Ook zouden bij nerveuse personen, reflexverschijnselen bij andere organen waargenomen kunnen worden. B. is een zeer veelvuldig voorkomend lijden. De oorzaak van de ziekte is geheel onbekend. Men heeft herhaaldelijk het aanwezig zijn van spijsresten (kersepitten, vischgraten) of het voorkomen van ingedikte faecesmassa (faecessteen) voor de ontsteking verantwoordelijk gesteld. Volgens anderen zou de oorzaak gelegen zijn in een afsluiting, door een of andere oorzaak, van de verbinding tusschen het wormvormig aanhangsel en den blinden darm.
Waarschijnlijk zijn er een groot aantal factoren, die ieder op zichzelf een ontsteking van den blinden darm kunnen veroorzaken. De behandeling, die tot volledige genezing leidt en met zekerheid een nieuwen aanval voorkomt, is de chirurgische. Deze behandeling bestaat in het wegnemen van het wormvormig aanhangsel. De operatie is, wanneer de ziekte tot geen bijzondere verwikkelingen aanleiding heeft gegeven, in het algemeen ongevaarlijk, al mag men niet vergeten, dat aan iedere operatie, hoe klein ook, altijd eenige risico is verbonden. Over de vraag of blindedarmontsteking al of niet chirurgisch behandeld moet worden, waren de meeningen een vijftiental jaren geleden nog sterk verdeeld. Ook thans is er nog geen volkomen eenstemmigheid. Heeft iemand twee of meer aanvallen van appendicitis gehad, dan is operatieve behandeling aangewezen. Op dit standpunt staan tegenwoordig de meeste artsen.
Hierbij is natuurlijk verondersteld, dat de aanval duidelijk geweest is, d. w. z. dat aan de diagnose appendicitis niet valt te twijfelen. Maar hoe te handelen tijdens of na den eersten aanval? Voorop gesteld moet worden, dat de operatie de minste risico biedt, wanneer de acute verschijnselen van de ontsteking voorbij zijn. Bij voorkeur zal men dus een of twee maanden na den aanval opereeren (z.g. operatie a froid). Ook een operatie binnen 24 uur nadat de aanval begonnen is, biedt weinig risico (operatie a chaud). De meeste chirurgen en verscheidene internisten redeneeren nu als volgt. Krijgt een patiënt een aanval van appendicitis, dan weet men nooit, ook al zijn de eerste verschijnselen niet ernstig, wat de volgende zullen zijn. Hoe gering de symptomen ook mogen zijn, toch dreigt altijd het gevaar van doorbraak en algemeene buikvliesontstekmg of van andere verwikkelingen. Het is daarom het beste onmiddellijk in te grijpen; het risico van onmiddellijk ingrijpen is kleiner dan het risico van afwachten.
Dit standpunt wordt echter door andere internisten niet gehuldigd, zij meenen, dat men den eersten aanval, vooral als de verschijnselen gering zijn, gerust kan afwachten. Zij beschouwen de risico van een operatie grooter dan de risico van het afwachten. Algemeene overeenstemming zal op dit punt wel nooit verkregen worden. Veel zal afhangen van temperament en persoonlijke indrukken van den geneesheer. Heeft hij een paar patiënten aan een eersten aanval verloren of eenige malen bij een eersten aanval gevaarlijke verwikkelingen waargenomen, dan zal hij al spoedig geneigd zijn om het standpunt der operatieve behandeling in te nemen. Ook zal hiertoe bijdragen het zien van een operatie, verricht tijdens een eersten aanval, waarbij reeds een afgestorven appendix werd gevonden, of een, die op het punt stond door te breken.
Heeft een arts daarentegen nooit ernstige verwikkelingen tijdens een aanval gezien, of b.v. een patiënt tijdens een operatie bij een eersten aanval verloren, dan zal hij geneigd zijn een wachtende houding aan te nemen. Is de eerste aanval voorbij, dan doet zich opnieuw de vraag voor: opereeren of niet. Voorstanders van de operatieve behandeling wijzen erop, dat uit het beloop van den eersten aanval niets valt te zeggen omtrent het karakter van den tweeden aanval; bovendien recidiveert appendicitis zeer dikwijls, zoodat operatief ingrijpen gewenscht is. Anderen echter zullen zeggen, dat zij eerst nog liever een tweeden aanval willen afwachten. Ook zijn er artsen, die zich niet op een principieel standpunt plaatsen, maar het al of niet ingrijpen na den eersten aanval laten afhangen van de wijze, waarop de eerste aanval is verloopen.
Waren de verschijnselen gedurende den eersten aanval vrij erg, wezen zij op sterke prikkeling van het buikvlies, dan geven zij het advies tot operatie, in andere gevallen wachten zij nog af. Soms wordt ook de beslissing aan den patiënt zelf overgelaten. Ook kunnen bijzondere omstandigheden op de behandeling van invloed zijn. Zoo zal b.v. het feit, dat de patiënt later onder omstandigheden zal verkeeren, waarbij hij niet direct over medische hulp kan beschikken (zeereis, vestiging in de tropen op plaatsen, waar niet direct medische hulp is, enz.) reden tot ingrijpen kunnen zijn. Is er sinds den aanval meer dan 24 uur verloopen, dan gaat de chirurg liefst niet tot operatieve behandeling over. Hierop komen echter herhaaldelijk uitzonderingen voor, omdat levensgevaarlijke verwikkelingen, b.v. buikvliesontsteking, een chirurgisch ingrijpen noodzakelijk maken. Heeft zich een absces gevormd, dan zal de chirurg zich gewoonlijk aanvankelijk beperken tot openen van het absces, terwijl hij dan later, wanneer alle ontstekingsverschijnselen zooveel mogelijk verdwenen zijn, tot verwijdering van het wormvormig aanhangsel zal overgaan.