Bismarck-Bohlen

betekenis & definitie

Bismarck-Bohlen (Friedrich Alexander, graaf von), Pruis, generaal der cavalerie, geb. 25 Juni 1818 op Karlsburg in Pommeren, ald. overl. 9 Mei 1894; 1835 officier; in 1842 aide-de-camp van prins Adelbert, met wien hij Brazilië en andere landen bezocht; teruggekeerd, ging hij twee jaar met verlof, bezocht in dien tijd de hoogesch. te Berlijn, en werd in 1846 prins Friedrich Karl, gedurende diens studietijd te Bonn, als militair gouverneur toegevoegd. In 1848 keerde B. naar zijn regiment terug, werd in 1849 ritmeester, in 1853 adjudant van koning Friedrich Wilhelm IV en 1864 gener.-majoor; hij nam in den veldtocht van 1866 deel aan de gevechten bij Münchengratz, Gitschin, Koniggrätz en Blumenau, werd in genoemd jaar commandant van Hannover, in 1868 van Berlijn, was gedurende den Fransch-Duitschen oorlog gouvern.-generaal van den Elzas, en werd in Maart 1873 generaal der cavallerie.