Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bima (landstreek)

betekenis & definitie

Bima (landstreek) - Bima of ’Mbodjo, zelfbesturend landschap op het eil. Soembawa, administratief behoorend tot de onderafd. B. van de afd. Soembawa, res.

Timor en Onderhoorigheden. Het landsch. B. is een Sultanaat dat, behalve uit het Oostel. deel van Soembawa, bestaat uit het W.-lijk deel van Flores (Manggerai) en de verschill. kleinere beoosten Straat Sapé gelegen eil.; het is in 5 distr. verdeeld, waarvan de Sultan er één bestuurt. Het vorstenbestuur was tot vóór kort op dezelfde leest geschoeid als op Zuid-Celebes, n.l. de vorst het voornaamste lid van een met hem besturenden rijksraad of H a d a t, hier bestaande uit 39 leden; thans is deze rijksraad door ons Bestuur afgeschaft. Het landschap B. is zeer bergachtig en heeft alleen langs de kusten van de baai van B. — de eenige belangrijke baai, en als een der schoonste van Ned.-Indië beschouwd — eenige smalle strooken alluvialen grond; de hoogste top is de Goenoeng Api, bijna 1.900 M. hoog, op het gelijkn. eiland ten N.O. (ook P. Sangeang); alle toppen der bergen zijn met zwaar hout begroeid, terwijl men op de berghellingen, onder tal van andere nuttige houtsoorten, ook tamarinde- en djatiboomen vindt; boschproducten worden dan ook op groote schaal ingezameld; djatihout wordt naar Soerabaja uitgevoerd; vroeger was de levering van het roode verfhout van den sapan-boom (Caesalpinia Sappan) aan het Gouvernem. verplicht; reeds tijdens de O. I. Compagnie werd gecontracteerd, dat B. alleen aan haar sapanhout mocht leveren; sedert 1873 is deze gedwongen levering afgeschaft. De bevolking van B. en evenzoo die van de beide zelfbesturende landsch. Dompo en Sanggar op Soembawa onderscheiden zich van die van ‘t landsch. Soembawa (het W.-lijk deel van ’t eil.) door korter en gedrongener gestalte; het karakter der Bimaneezen onderscheidt zich door groote onderdanigheid, weinig volharding en vreesachtigheid; velen zijn verslaafd aan opiumschuiven.

Mannen en vrouwen dragen broeken, de vrouwen daarover nog een langen, de mannen een korten sarong; deze laatsten bovendien nog een hoofddoek; als de vrouwen uitgaan, trekken ze meest een baadje van donkere kleur aan, en bedekken het hoofd met een tweeden sarong óf een roode slèndang. De wapenen der Bimaneezen zijn lansen en krissen; de huizen staan op palen 2 a 3 voet boven den grond; ze bestaan doorgaans uit een open voorgalerij, waarin de bewoners overdag zitten en arbeiden, en uit een groot binnenvertrek, dat links van den ingang de kookplaats heeft, en rechts een halve omwanding, die twee halve vertrekken vormt; rondom het huis een soort van galerij, waarop het weinige huisraad staat, en de mais te drogen wordt gelegd, terwijl buiten aan het dak nog dikwijls kippenhokken worden aangebracht. De bevolking werd vroeger verdeeld in vier standen: adel, middenstand, slaven en pandelingen; uit deze laatste categorie ontstonden vroeger de slaven. Voorts zijn adel (waartoe ook de Vorst en zijn familie behooren) en middenstand weer verdeeld in een aantal gilden, d a r i’s geheeten. Het lagere bestuur over de bevolking wordt gevoerd door gallarangs, kamponghoofden, door de kampongbewoners gekozen, en hoofdgallarangs, door de kamponghoofden gekozen; aanstelling en bevestiging geschiedt door den Rijksbestierder, voor de hoofdgallarangs moet ook de Sultan zijn goedkeuring aan de bevestiging hechten, voor de gallarangs alleen ten aanzien van die kampongs, welke direct onder hem staan. Het voornaamste middel van bestaan is de landbouw; slechts hier en daar wordt de rijst geteeld op, door waterleidingen geirrigeerde, velden, hoewel er overvloed van levend water is; behalve rijst zijn mais, katjang, uien en kemirinoten de voornaamste producten, de 3 laatste worden uitgevoerd; ook de aanplant van klappers en suikerriet is niet onbelangrijk. Van groote beteekenis is op B. de veestapel; paarden, karbouwen en geiten worden er in groote hoeveelheden gefokt; het Biman. paardenras is een der beste van den O. I. Archipel; hoewel klein, onderscheidt het zich door vuur en volhardingsvermogen bij zware vermoeienissen, terwijl het niet de kuren van Makassaarsche en Sandelwood-paarden heeft. Ook de jacht op wilde varkens en herten, waarvan de bosschen op B. wemelen, levert menigeen een middel van bestaan op.

De visscherij is van weinig beteekenis, en bepaalt zich vooral tot de baai; langs de kusten daarvan worden ook vischvijvers aangetroffen. Hoewel reeds tijdens de Compagnie de stad B. als een der voornaamste handelspl. beschouwd werd, beteekent thans de handel niet veel, althans niet voor de Bimaneezen, want hij is bijna geheel in handen van Makassaren, Boegineezen, Arabieren en Chineezen; als producten van de nijverheid kunnen vooral genoemd worden: weefsel en aardewerk. De godsdienst der Bimaneezen is de Mohammed.; echter worden op Bima nog overblijfselen van een oerbevolking aangetroffen, de Doöe Donggo*, die de bergen van Padjo ten W. en de Doöe Kolo*, die den Kolo, ten N.O. van de baai v. B. bewonen; ze hebben hun eigen taal en zijn nog Heidenen (animisten); ook onderscheiden ze zich door het niet-dragen van een hoofddoek; het haar hangt los af en wordt boven op het hoofd omwonden met lontarbladen, in den vorm van een hoorn. De Bimaneezen zien met verachting op hen neer, omdat ze heidenen zijn en varkensvleesch eten; echter wordt van hen getuigd, dat zij stille, eerlijke, arbeidzame en vlijtige menschen zijn, die van landbouw, veeteelt, jacht en het verzamelen van boschproducten leven. (Litteratuur: v. Braam Morris, Nota v. toelichting in Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 34. Dr. J. Elbert, Die Sunda-Expedition. Bd. 2 p. 55 e. v.) Voor de taal, zie BIMANEESCH.

— In 1605 knoopte Hagen de eerste handelsbetrekkingen met B. aan; in 1624 werd dit land door Roos bezet, omdat het de Gowareezen tegen de Compagnie had ondersteund; het werd echter spoedig weer ontruimd; in 1660 werd een mondeling verdrag gesloten; zeven jaren later dwong Speelman B. Neerland’s oppergezag te erkennen; in 1669 werd een eind gemaakt aan de heerschappij der Makassaren in B. en werden zeer voordeelige handelsvoorwaarden bedongen; in 1672 veroverde B. de Westhelft van Flores op de Makassaren, dat sinds in zijn bezit bleef, en waarvan de grens in 1864 werd vastgesteld. De tegenwoordige verhouding van het sultanaat Bima tot het Gouvernem. is geregeld bij het contract van 29 Dec. 1905. — 2) Hoofdplaats van het gelijkn. zelfbesturend landsch., de zetel van den Sultan en bestaande uit 26 kampongs of wijken, ieder bestuurd door een Domotoewa of oudste; de bevolking zal 7 a 8000 zielen bedragen.

< >