Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bildt (het)

betekenis & definitie

Bildt (Het), of het Bilt, bedijking en gemeente in ’t N.W. van Friesland, met een totaal oppervlak van bijna 8000 H.A. en 8500 inw. De naam beteekent waarschijnlijk: bol (bil)-vormig drooggeloopen grond. Het was eens de wijde verbinding tusschen de Friesche Middelzee* en de Noordzee. De voortgaande aanslibbing en versmalling van de Middelzee deed ook in het B. door minder waterbeweging groote opwassen van grond uit de zee ontstaan.

Hoewel men in de late Middeleeuwen de zoo ontstane kweldergronden reeds voor vee- en bouwland kon gebruiken, duurde het tot den tijd van hertog George van Saksen eer de veiligheid in Friesland groot genoeg was, om het werk van de bedijking te kunnen ondernemen. De hertog verleende in 1504 concessie en verpachtte het betrokken gebied toen aan vier Hollandsche heeren: de gebroeders Jacob, Floris en Dirk van Wijngaarden en Thomas Beukelaar, schoonzoon van Floris, voor den tijd van elf jaar, gedurende welken tijd die heeren zouden zorgen voor de bedijking, drooglegging, aanleg van wegen, enz. Na elf jaar zouden ze opnieuw mogen huren. Het werk viel zeer tegen en kwam slechts tot voltooiing doordat hertog George ze ƒ16.000 voorschoot en nog twee andere heeren, d’Avila en Bontemantel, zich bij de ondernemers aansloten. Het Davilaashuis, dat tot 1833 te St. Anna Parochie stond, herinnert aan den eerste van beide laatstgenoemden. In 1508 was de bedijking gereed en waren de nieuw gevormde landen (het oude Bildt: 5000 H.A.) door den zwaren Ouden- of Eersten Bildtdijk van de zee afgesloten. Dit Oude B. bestaat uit hoogen, zwaren kleigrond.

Voor de afwatering werd de Oude Biltzijl gemaakt in ’t N.O., waardoor tevens het water van Oostergoo, dat vroeger door een sluis bij De Leege op de Bildtsche Wadden loosde, zou afstroomen. Voor dit water was een vaart gegraven van De Leege naar de Oude Bildzijl, waardoor de Oostelijke hoek van het O. B. een afzonderlijke polder werd, het z.g. Oud Monnikenbildt. Ondanks de verwoestingen door den Gelderschen oorlog bleek de nieuwe bedijking zeer winstgevend te zijn. Daarenboven kon men reeds in 1600 overgaan tot de bedijking van groote aanwassen tegen den zeedijk: het Nieuwe Bildt met een oppervlak van ± 1600 H.A. en een zwavelachtigen, zeer vruchtbaren bodem. De Nieuwe Bildtdijk sluit in ’t W. bij Westhoek aan den Ouden Bildtdijk, die dus, over een kleinen afstand (den z.g. Statendijk) buitendijk is gebleven en in ’t O. bij Vijfhuizen, ten W. van Hallum, aan den Noordelijken Ouden Zeedijk van Friesland. Voor de afwatering zou dienen de Nieuwe Bildtzijl, waarheen voor het water van Oostergoo en ’t O. B. een kanaal: de Kadijkstervaart werd gemaakt van af de Oude Biltzijl, welke vaart van het Nieuwe Bildt ook de O.hoek afsneed; het z.g. Nieuw Monnikenbildt, een afzonderlijke polder ter grootte van ruim 100 H.A. Na jarenlange twist tusschen de pachters van het B. en de Staten van Friesland, die trachtten de pachtsom te verhoogen, ging in 1751 bij beslissing van het Hof van Friesland, het B. tegen betaling van ƒ 750.000, van de provincie aan de voormalige pachters in eigendom over. In 1715 werden de Westelijke of Oude Bildtpollen bedijkt (1400 H.A.), waarvoor de ondernemers op zich namen gedurende 50 jaar ook alle kosten te zullen dragen van de Oostelijke of Nieuwe Bildtpolder (100 HA.), die in 1754 bedijkt werd, tegelijk met de aangrenzende Polder Noorderleeg. Door deze laatste inpolderingen werd de afwatering door de N.B.zijl, die trouwens door de toenemende aanslibbing reeds sinds 1664 had opgehouden, geheel onmogelijk en daar bovendien iedere nieuwe bedijking een hoogeren bodem had dan de voorgaande, liet men sedert het water van het Oude en Nieuwe Bildt in omgekeerde richting afstroomen door de Leyesluis op Oostergoo en door die van Wieren van Bolkerzijl (bij Minnertsga) op Westergoo.

— Het B. ligt 1 à 1½ M. + A. P., wordt niet bemalen, het is geheel boezemland*. Oude Bildtzijl, dat eens een belangrijke handelsplaats was, ging door de voortgaande bedijkingen natuurlijk als zoodanig geheel te niet. Bij ’t aldaar nog bestaande Koningshuis moesten de tollen en licenten betaald worden. Tegenwoordig strekken zich buiten de dijken weer vrij uitgestrekte nieuwe aanwassen uit.

— Bij den grooten stormvloed van Febr. 1825 brak op den 4den van dien maand de zeedijk van de Oude Bildtpollen door, de daarachter gelegen dijk van het Nieuwe B. bezweek nog dienzelfden dag, waardoor ook die polder onder liep, evenals het daaraan grenzende Nieuwe Monnikenbildt. — De vruchtbare bodem van het B. wordt aan de Z. O.-hoek van het O. B., d. i. het laagste gedeelte, voor weiland, elders, waar de bodem hooger en meer zandig, beter meer voor den landbouw geschikt is dan de vette klei, ook voor bouwland gebruikt en levert vrij wat aardappelen en graan. Ook breidt er de tuinbouw zich uit. St. Anna Parochie heeft belangrijke fruitteelt en als ondervrucht veel bessen, die druk geëxporteerd worden (in mandjes). De bedrijven zijn vrij groot, maar vooral in ’t kleinbedrijf neemt het aantal eigenaars af, dat der pachters sterk toe. De kleibodem wordt hier en daar in steenbakkerijen tot roode baksteenen verwerkt.

— Het B. vormt in zijn geheel één gemeente; alleen het Nieuwe Monnikenbildt en de polder Noordeleger liggen er buiten. Deze behooren bij Ferwerderadeel. De hoofdplaats der gemeente is St. Anna Parochie, evenals de beide andere dorpen St. Jacobi Parochie en Lieve Vrouwe Parochie gelegen aan den grooten weg, die in de lengte van W. naar O. door het B. gaat.

De bevolking, is grootendeels van Hollandschen oorsprong en onderscheidt zich naar tongval en kleeding van de overige Friezen. Naast de Nederduitsch-Hervormden, waarvoor ieder dorp een kerkelijke gemeente vormt, zijn ook de Doopsgezinden vrij talrijk. Ze behooren onder de parochies Oude Bildtzijl en Hallum. De eenigszins geïsoleerde ligging van het B. is voor een groot deel opgeheven door den aanleg van den locaalspoorweg van Leeuwarden over St. Jacobi Parochie naar Franeker en Harlingen in 1901.

< >