Bewoning. Krachtens de Woningwet moet de gemeenteraad voorschriften vaststellen nopens behoorlijke bewoning (art. 1). Art. 7 voorziet in het geval, dat de raad zulks nalaat. — Deze voorschriften kunnen verschillend zijn, naar gelang van den aard en de bestemming der woningen, alsmede van hare ligging. Bij die voorschriften kunnen eischen worden gesteld omtrent de zuivering van ongedierte, de afscheiding van slaapplaatsen, het aantal woningen in een zelfde gebouw in verband met de inrichting van dat gebouw, alsmede omtrent het aantal bewoners in verband met de ruimte der vertrekken. — De eischen omtr. het aantal bewoners in verband met de ruimte der vertrekken blijven buiten toepassing ten aanzien van woningen, waarin: a) geene andere personen wonen dan die haar reeds bewoonden bij het indienen van de verordening, waarbij de eischen worden gesteld; b) de overschrijding het gevolg is van vermeerdering van het gezin door geboorte of door wederopneming van tijdelijk elders gevestigde leden na het tijdstip, waarop de woning door het gezin betrokken werd (art. 2.). — Verhuurders van woningen, welke 3 of minder ter bewoning bestemde vertrekken bevatten, zijn verplicht bij het bestuur der gemeente, waarin de woning is gelegen, binnen een door het gemeentebestuur vast te stellen termijn, aangifte te doen o.a. van het aantal bewoners (art. 9.). — Art. 5 verbiedt zonder schriftel. vergunning van B. en W. krachtens eenig zakelijk recht tot woning in gebruik te nemen of als eigenaar of in eenige andere hoedanigheid tot woning in gebruik te geven een gebouw of een gedeelte van een gebouw, laatstelijk niet als woning gebezigd. — In gemeenten, waar voorschriften met betrekking tot gebouwen zijn vastgesteld, wordt de vergunning, behoudens het bepaalde bij het eerste lid v. art. 6, alléén geweigerd op grond, dat aan die voorschriften niet wordt voldaan. — Een besluit tot het verleenen van voorwaardel. vergunning is altijd met redenen omkleed. — Van zulk een besluit is beroep op den gemeenteraad toegelaten. — Volgens art. 6 kunnen B. en W., voor zoover eene verordening met betrekking tot gebouwen hen daartoe uitdrukkelijk bevoegd verklaart: a) nadere eischen vaststellen ten opzichte van in die verordening bepaaldelijk aangewezen punten; b) vrijstelling verleenen van het voldoen aan in die verordening bepaaldelijk omschreven eischen.
In het geval onder a) genoemd is beroep op den gemeenteraad toegelaten. Zie ook ONBEWOONBAARVERKLARING.
