Beschoeiing (waterb.) - een betrekkel. dunne wand, die op een of andere wijze in een loodrechten of nagenoeg loodr. stand wordt gehouden en in het algem. bestemd is om grond te keeren. De stabiliteit van het werk wordt gewoonl. verkregen door den zijdelingschen weerstand, welken boschoeiïngspalen in den grond vinden en bovendien door eene ver ankering in den achtergelegen grond, soms ook door schoring of stempeling (zie STEUNMUUR). — B. werden vroeger gewoonl. als damwand uitge voerd, bevattende een reeks beschoeiïngspalen met deksloof of gording en een damplankenwand met of zonder ankerpalen. Thans worden veel b. in gewapend beton en in den laatsten tijd ook in speciaal profielijzer, uitgevoerd.
Houten b. zijn zeer vergankelijk en kunnen lastig in harde gronden geheid worden; zij zijn daarentegen tamelijk goed koop. — Gew. beton besch. zijn weerbestand, maar eischen bij het inheien zeer zware heiblokken en bijzondere voorzorgen tegen het afbrokkelen der paalkoppen. — Ijzeren besch. zijn zeer geschikt voor wanden, waar een geringe dikte is voorgeschre ven en waar tevens een groote weerstand wordt vereischt of waar een steenachtige grond het in heien van andere damwanden uitsluit. De ijzeren b. zijn duurder dan de eerste. (Systeem-Lackawanna, Larssen, Ougree-Marihaye, enz.). Bij houten en gew. beton b. wordt de dichtheid bewerkstelligd door de planken in elkaar te laten grijpen met messing en groef, vischbek, enz. Bij ijzeren b., die over het algem. dichter zijn dan de vorige, wordt een goede aansluiting verkregen door bijzondere profielen.