Bellini (schilder) - de drie Venetiaansche schilders van dezen naam: Jacopo, Gentile en Giovanni, zijn vader en zonen. Jacopo (c. 1400—1470), zoon van een tin gieter, ging bij Gentile da Fabriano tijdens diens verblijf te Venetië in de leer en volgde hem later naar Florence. Zijn schilderijen toonen duidelijk den invloed van zijn leermeester. J. schilderde later in Verona (1436), na 1441 te Ferrara, na 1452 in Vene tië. — Van J. bezitten wij nog maar drie geteekende stukken, die in Verona, Venetië en Lovere (aan het meer van Iseo) bewaard worden; eenige andere wor den hem met meer of minder groote zekerheid toe geschreven.
Het zijn godsd. voorstellingen met wei nige figuren tegen eenvoudigen achtergrond. — Van een heel anderen kant doen twee te Parijs en te Lon den bewaarde schetsboeken den meester kennen. Zij geven vooreerst een serie ontwerpen van bij belsche voorstellingen, waarop het bijwerk hoofd zaak is, rijke architectuur, landschap en den voor grond geheel innemende genrefiguren de hoofdactie sterk overschaduwen. Verder zijn er opmerkelijk veel tooneelen uit het hofleven, talrijke dierenstuk jes, landschapjes en bijna niets speciaal Venetiaansch. Dit en het veelvuldig voorkomen van adelaars — het wapen van Este vertoont dezen vogel — doen vermoeden, dat de teekeningen voornamelijk in Ferrara gemaakt zijn. Zij openbaren ons in Jacopo Bellini den eersten van de Venetiaansche historie schilders als hoedanig later zijn zonen en Carpaccio zoozeer uitmunten. — Gentile (c. 1429—1507), Jacopo’s oudste zoon, werd waarschijnlijk door de zen onderricht, maar toont reeds in zijn eerste be kende werk (orgelvleugels in San Marco te Venetië van 1464) den invloed van Mantegna, die zijn zwa ger was. Dit jeugdwerk stoot af door hardheid en onbeholpenheid, maar een schilderij van 1465 open baart reeds wat de specialiteit van Gentile zal wor den: de portretkunst. Als portretschilder gaat dan ook G. in 1479 op een staatsschip naar Konstanti nopel, waar hij o.a. den sultan afbeeldt en maakt hij later konterfeitsels van alle dogen, die hij gekend heeft — twee daarvan zijn ons misschien bewaard. — Van de groote schilderingen, die G. in het Dogen paleis ondernam, is niets over; maar ook op de wel bewaarde afbeeldingen van te Venetië gebeurde mi rakels treedt weer het realistisch weergeven der per sonen, zelfs al zijn er tientallen figuren op het schil derij, en der kostuums op den voorgrond. Voor een prediking van den H. Markus te Konstantinopel ge bruikte hij blijkbaar in die stad zelf gemaakte schet sen voor de huizen, torens, enz. Gentile bezat in zijn huis enkele antieke beelden. — Giovanni is jonger dan Gentile en overleeft hem (overl. 1516). Gedateer de stukken bezit men van Gi. niet vóór 1487, maar vele van zijn werken behooren tot een vroege re periode.
Eerst vinden wij een groep Madonna’s en Christus-voorstellingen, die in de hardheid der scherpomtrokken vormen en de sterk gespleten rotsen Mantegna, in het realisme, b.v. der spinachti ge vingers, Donatello onbeholpen nadoen; het land schap heeft al een niet ontleende grootsche wijdte. Nu volgt een Pieta-groep, waarin Gi. meer en meer naar veredeling van vormen en gelaatsuitdrukking streeft en dit ideaal op een schilderij te Rimini en twee, die zich nu te Londen bevinden, nabij komt. De historische beschildering der groote raadzaal in het Dogenpaleis, waaraan Gi. met zijn broeder sa menwerkte, is in de 16e eeuw door een brand ver nield. Wij kennen verder uit deze periode van Gi.’s werkzaamheid slechts een serie altaarschilderijen, waarop de geschilderde architectuur met de lijst een geheel uitmaakt, de veredeling der vrouwenschoon heid in de Madonna haar toppunt bereikt en tegelijk de karakteriseering der haar omringde heiligen vol komen wordt. — Na 1500 worden Gi.’s gestalten sierlijker, de kleuren rijker, omdat hij zich meer en meer aan de olieverfschildering gewent; de archi tectuur verdwijnt of wordt minder overheerschend, het landschap daarentegen al rijker behandeld. — Ook Gi. was beroemd als portretschilder, maar we kennen slechts één zeker door hem geschilderd Do genbeeltenis. — Gi. Bellini oefende grooten invloed op alle Venetiaansche kunstenaars van zijn tijd, zelfs op Giorgione en Titiaan. Zijn lof als stichter van een hooggeschatte schilderschool werd door zijn tijdge nooten in proza en verzen gezongen. Litt.: Thieme Becker’s Allg. Lexikon d. bild. Künstler III.