Belial - is de Gr. schrijfwijze voor Hebr. belijal, dat in het O. T. voorkomt in de bet. van slecht heid, boosheid (1 Sam, 26 : 25; 30 : 22; 2 Sam. 16: 7; Ri. 19 : 22; 20 : 13 e.a.), met de nevenbeteek. van onheil, verderf: Nah. 1 : 11. In Ps. 18 : 5 staat ’t in verband met het doodenrijk. Sommigen verkla ren het derhalve als beli + ala = de plaats van waar geen terugkeer is vg. Job 7 : 9. Zoo heet n.l. het doodenrijk in Babel.
Anderen denken aan de Bab. godin B elili, die ook b.d. onderwereld behoort. Weer anderen verklaren: zonder waarde, of: zonder juk (Talmud). Beliar is een latere vorm, i.d. Si byllijnsche orakels, de hemelvaart van Jesaia, het Testam. der twaalf patriarchen. Hij treedt in dezen vorm op als de antichrist, vg. 2 Cor. 6 : 15.