Beleenen - noemt men in den handel het verstrek ken van geld tegen onderpand. Het is een gewich tige tak van het bankbedrijf. Zoowel van den kant van den geldschieter als van den geldopnemer wordt van beleening gesproken. Het onderpand bestaat veelal uit gemakkelijk verhandelbare goederen ceelen* of effecten*.
In den regel wordt geëischt, dat het een zekere overwaarde, surplus, heeft bo ven het opgenomen geld. Indien de geldopnemer het voorgeschotene niet terugbetaalt of de waarde van het onderpand daalt beneden het bedongen surplus en geen aanvulling daarvan is te verkrijgen wordt het onderpand te gelde gemaakt. — Men spreekt bij geldleeningen tegen onderpand van fondsen in het bijzonder van b., als de overeen komst voor drie maanden, van prolongatie, indien zij voor één maand, van daggeldleening (zgn. on call), indien zij voor onbepaalden tijd tot weder opzegging door eene der partijen wordt gesloten. Van herbeleen. en herprolongatie is sprake, indien de geldschieter bet ontvangen pand gebruikt, om daarop zelf bij een derde weder geld op te nemen. Of degene, die zulks doet, zonder daartoe speciaal gemachtigd te zijn, zich aan verduistering schuldig maakt, is betwist; zeker is echter, dat daaruit zeer ongewenschte gevolgen kunnen voortvloeien, het geen bij het uitbreken van den oorlog in 1914 duidelijk in het licht is getreden. Bij de wet van 4 Sept. 1914, Stb. 445, art. 6, heeft de wetgever noodgedwongen de herbeleen. zij het slechts voor den tegenw. bijzonderen toestand moeten erkennen. Zie verder PANDRECHT en BANK VAN LEE NING,