Behangselpapier - noemt men het papier voor een behangsel gebruikt en wel in het bijzonder het bovenste papier in tegenstelling met het z.g. grond papier (zie BEHANGEN). B. wordt in verschillende kwaliteiten, kleur en ornamentatie gefabriceerd en komt in den handel voor aan rollen van 8 M. lengte en 0.50 M. breedte. Het goedkoopste en een veel gebruikt b. is het naturelpapier. Dit wordt reeds als brij bij de fabricatie gekleurd; het heeft daardoor aan beide zijden dezelfde kleur als het onbedrukt is.
Het is dan éénkleurig. Wordt dit met een patroon bedrukt, soms in meer dan één kleur, dan krijgt men het algemeene bedrukte naturel papier, dat aan de achterzijde de grondkleur van de voorzijde heeft. Is echter het papier aan de voorzijde met een grondkleur bestreken om een gekleurd fond te krijgen, dan noemt men het ge grondeerd. Dit papier heeft dus aan de voorzijde een andere kleur dan aan de achterzijde. Is het bij het effenen onder de wals glanzend geworden, dan spreekt men van gesatineerd papier, in tegenstel ling met mat gegrondeerd papier. Ingrainpapier noemt men een eenigszins ruwe papiersoort, waar van bij de fabricatie een laag geverfde papierstof met een laag ongeverfde is samengewalst.
Tecco en metaxin zijn b., waarmede zijde geïmiteerd wordt. Behalve zijde heeft men ook fluweel geïmi teerd: het z.g. velouté-papier. Laatstgenoemde imitatiepapieren behooren tot de z.g. reliefpapieren, waar ook andere geweven stoffen of leer in geïmi teerd wordt. Een bekend soort hiervan is het z.g, repspapier. Soms wordt door verguldsel, bladgoud of -zilver de imitatie nog vergroot (goudleer), ook wordt bij nabootsing van leer, hout of marmer de oppervlakte wel gevernist, hetgeen uit hygiënisch oogpunt wel eenig voordeel meebrengt, omdat gevernist papier met water afgenomen kan worden.