Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beer

betekenis & definitie

Beer - 1) of steunbeer (bouwk.), uitmetseling of verdikking van een muur, dienende tot steun of versterking, minstens 44 of 56 c.M. breed en 11 c.M. buiten het muurvlak uitspringend. Zoo worden aan een vrijstaanden muur, bv. een tuinmuur, b. gemaakt om zijn weerstand tegen omvallen te ver grooten; evenzoo ter versterking van oude muren van vestingwerken. B. zijn ook veel toegepast tegen uitspatting van gewelven en werden dan vaak tot groote afmeting gebracht, in welk geval ze, naar de taal van het land waar zij het eerst in vollen omvang werden toegepast, in de Gotiek (Frankrijk) nog steeds dikwijls meer conterforien genoemd wor den. 2) (waterb.) een van steenen opgemetselde waterkeering, in doorsnee meest de gedaante van een gelijkb. driehoek vertoonende 3) (bij machines) rookkeering op den bodem van het rookkanaal eener stoomketel. 4) (schaaf) een soort snijdende sponning of overzijschaaf, waarvan het blok zoowel als het vlak van den beitel den vorm heeft van een omge keerde T (Eng. „T-rou”). 5) (spoorwegen) in gebruik bij de Ned. spoorwegtroepen tot het bui gen van spoorstaven.

< >