Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beenzwart

betekenis & definitie

Beenzwart - of Beenderkool, de zwarte, koolhouden de stof, welke ontstaat bij het gloeien van gemalen beenderen zonder toetreding van lucht. Derosne, die in 1812 het gebruik dezer stof voor het zuiveren van suikeroplossingen aanbeval, en Dumont, die in 1828 deze handelwijze in de praktijk invoerde, heb ben b. tot een belangrijk chemisch-technisch pro dukt verheven. Als men beenderen buiten aan raking met de lucht tot gloeihitte verwarmt, wordt de organische stof ontleed; hare ontledingsproduk ten ontwijken gedeeltelijk in den vorm van beender olie (een mengsel van allerlei stikstofhoudende verbindingen), gedeeltelijk in dien van koolzure am moniak. In den destilleertoestel blijft een zwarte massa achter, die de structuur van de beenderen nog volkomen behouden heeft.

Vóór dat men de beende ren verkoolt, worden zij ter verwijdering van het vet, hetzij met water uitgekookt en daarna gedroogd, of met zwavelkoolstof uitgetrokken. Het vet, dat men op deze wijze verkrijgt (5 a 6 percent van het ge wicht der beenderen), is een belangrijk bijprodukt van de beenderkoolfabrikatie. De produkten van de droge destillatie der beenderen worden soms in het vuur geleid en verbrand, doch ook wel in ont vangers opgevangen en ten nutte gemaakt. In het eerstgenoemd geval worden de beenderen verkoold in ijzeren cylinders of retorten, gelijkende op die, waarin de steenkolen in de gasfabrieken verhit wor den, en in gemeenschap staande met ontvangers en afkoeltoestellen, waarin de ontwijkende dampen verdicht worden. In die toestellen verzamelt zich een uit twee lagen bestaande vloeistof de onderste laag, de zoogenaamde beenderolie (Oleum animale cru dum) dient terbereidingvan eenpharmaceutischpro dukt (Oleum animale aethereum s. Dippelii); de bovenste laag is een met teerachtige verbindingen enz. verontreinigde oplossing van koolzure ammo niak in water, die ter bereiding van ammoniakzouten dient. Volgens velen heeft de kool, die men op deze wijze verkrijgt, een geringer ontkleurend vermogen^ dan die, welke bereid wordt door de beenderen in ijze ren potten te laten verkolen. Daarom volgt men nog: tamelijk algemeen de zoogenaamde oude methode. In Engeland en Schotland daarentegen bezigt men in den regel retorten. Bij de oude methode worden ijzeren potten met stukgeslagen beenderen gevuld en vervolgens twee aan twee met de mondingen op el kander gezet.

De voegen, die tusschen de randen der potten open blijven, worden met leem dichtge smeerd; de aldus ingerichte potten worden vervol gens op den werkhaard van een oven geplaatst, waar zij door de vlammen van een daarnevens liggenden vuurhaard worden verhit. Na verloop van eenigen tijd ontbranden de gassen en dampen, die weldra door de voegen der potten ontsnappen. De warmte, die bij hunne verbranding ontwikkeld wordt, brengt de verdere verkoling van de beenderen teweeg: het einde van de bewerking wordt aangegeven door het ophouden van de dampontwikkeling. Op deze wijze verkrijgt men 55 a 60 % b., waarin de eigen lijke kool met een ongeveer tienmaal grootere ge wichtshoeveelheid minerale bestanddeelen (trical ciumphosphaat en calciumcarbonaat) gemengd voor komt. Wanneer b. aan de lucht blootgesteld is, neemt het daaruit 7 a 10 percent water op. De ver koolde beenderen worden in bepaaldelijk daartoe bestemde machines in korrels verdeeld (gegranu leerd) en wel zoo, dat er geen fijn poeder ontstaat, daar de fijnverdeelde beenderenkool veel minder waard is dan gekorrelde. Het b. bezit in hooge mate de eigenschap om organische en anorganische stoffen, vooral calcium- en kaliumverbindlingen, uit oplos singen op te nemen. Van de eigenschap van het b. om anorganische stoffen en gekleurde verbindingen te absorbeeren wordt in de suikerfabrieken (zie SUI KER) veelvuldig partij getrokken.

Het vermogen van het b. om kalk in zich op te nemen, vermindert, wan neer men er de anorganische bestanddeelen met be hulp van zoutzuur uit verwijdert, maar niettemin is de behandeling met zoutzuur noodzakelijk, wanneer de kool voor het ontkleuren van zure vloeistoffen gebruikt moet worden. De schoensmeerfabrikanten verbruiken groote hoeveelheden b. Wanneer een zekere hoeveelheid suikeroplossing door b. ge filtreerd is geworden, heeft deze haar vermogen om aan oplossingen zouten te ontnemen verloren. Men kan haar dit, althans voor een deel, door verschil lende middelen hergeven. Deze bewerking, die men het reviviceeren noemt, bestaat in het uit gloeien, uitwasschen of laten gisten van de gebruikte beenderenkool, of in de behandeling ervan met wa terdamp. Bijna algemeen heeft het reviviceeren van het b. tegenwoordig plaats door het eerst met waterdamp van alle oplosbare stoffen te bevrijden en daarna aan gloeihitte bloot te stellen, ten einde de opgenomen organische stoffen te ontleden. Het b. kan op deze wijze 20 a 25 malen achtereen ge bruikt en weder gereviviceerd worden. Deze handelwijze heeft het nadeel, dat de organische stoffen gedurende het gloeien niet volkomen ontleed wor den en dat een deel van hare koolstof in de poriën van het b. achterblijft en haar ontkleurend vermo gen gaandeweg vermindert. B. is ook een zwarte, veel gebruikte verfstof.

Onvoldoend gegloeid b. bevat nog verschillende org. bestanddeelen, wat echter aan een bruinere kleur (zie BEENBRUIN) merkbaar is; dit komt evenwel bij goed b. niet voor. Voor de toepassing als verfstof maalt men de beenderkool, waarna slibbing of zeeving volgt, al naargelang nat of droog gemalen wordt. Het natmalen verdient de voorkeur, aangezien men hier door een veel fijner produkt verkrijgt. Om het nat gemalen en geslibde b. te drogen, wordt het dikwijls in drupjes op glazen platen uitgegoten. Het komt dan in den bekenden torentjesvorm onder den naam rijtuigzwart in den handel, b., dat slechts droog gemalen en gezeefd is, wordt doorgaans b. of ivoor zwart genoemd. Ook hoornzwart wordt meermalen onder den naam b. verkocht. Litt. C. P. van Hoek, Handl. v. d. kennis d. schildermaterialen en -gereed schappen, Amsterdam 1913.

< >