Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Beekbezinkingen of groengronden

betekenis & definitie

Beekbezinkingen of groengronden - noemde W.

C. H. Staring de oppervlakkige bedekkingen met klei van de oeverlanden van vele kleine Nederland sche riviertjes en beken. Zij vormen of onmiddellijk de oevers dezer waterstroompjes, of grootere vlak ten, die evenwel steeds met deze wateren in verband staan of klaarblijkelijk voormaals in verband ge staan hebben. Zij komen, wat Nederland betreft, volgens Staring voor in het Zuidoostelijk gedeelte van Drente, in Overijsel, Gelderland en Noordbra bant en wel uitsluitend op die gronden, welke Sta ring samen vatte als zanddiluvium. Zij vullen gedeel telijk de laagten aan, welke deze doorsnijden.

Op de geologische kaart van Nederland worden ze als beek klei aangeduid. De ontstaanswijze van deze afzettin gen, is als die van de bezinkingen van alle water loopen; het van een hooger terrein afstroomende en met zwevende deeltjes beladen water zet meegevoer de stoffen af op de strook langs de oevers, die bij hoo gen waterstand overstroomd wordt. Wegens de lagere ligging worden deze gronden bij voorkeur gebruikt als weide, waaraan zij den tweeden bovengenoemden naam ontleenen. Zij vormen dikwijls de vruchtbare plekken temidden der hoogere zandgronden.

< >