Baumstark (eduard)

betekenis & definitie

Baumstark (Eduard), Duitsch economist, geb. 1807, overl. 1889; studeerde te Heidelberg in de rechten en de staathuishoudk. wetensch., werd 1829 aldaar priv. doc. en 1838 buitengew. hoogl. te Greifswald, tevens belast met het toezicht op de staats- en landhuishoudk. acad. te Eldena; werd 1842 hoogl., en 1843 directeur dier academie. Aan het politieke leven nam hij deel als lid van de Pruis. Nat. vergadering in 1848, als lid van de Eerste Kamer in 1849, waar hij tot de linkerzijde van het centrum behoorde. Onder het Ministerie-Hohenzollern-Auerswald deed hij zijn intrede in het Heerenhuis, als lid van de linkerzijde. In den constitueerenden Rijksdag van den N.-Duitschen Bond sloot hij zich bij de Nationaal-liberale partij aan. Zijn wetenschappelijke publicaties omvatten o.a. Staatswissenschaftliche Versuche über Staatskredit (1833); Karmetalislische Encyklopädie (1835). Bij zijne vertaling van Ricardo’s „Principles of Political Economy and Taxation” schreef hij: Volkswirtschaftliche Erläuterungen, (1838). In 1848 stichtte hij de „Jahrbücher der Staats-und Landwirtschaftlichen Akademie Eldena.” Daarvoor schreef hij, onder meer, Zur Einkommensteuerfrage, dat ook afzonderlijk verschenen is. Bovendien publiceerde hij nog: Zur Geschichte der arbeitenden Klasse (1853) en Einleitung in das Wissenschaftliche Studium der Landwirtschaft (1858). Geheel afgescheiden van zijn eigenlijken arbeid bewerkte hij met Waldbrühl (ZuccalMaglio): Bardale, Sammlung auserlesener Volkslieder der verschiedenen Völker der Erde, (1836), terwijl hij zijne muzikale inzichten neerlegde in het gedenkschrift: A. Fr. J. Thibaut (1843).