Baumgarten (michael)

betekenis & definitie

Baumgarten (Michael), Duitsch Luth. theoloog, geb. 25 Maart 1812 uit een oude boerenfamilie te Haseldorf in Holstein, studeerde van 1832 te Kiel, vestigde zich aldaar in 1839 als priv.-docent en werd in 1846 predikant te Sleeswijk, in 1850 professor te Rostock. Hoewel zelf op den bodem der orthodoxe belijdenis staande, maar in alles zeer subjectivistisch, geraakte hij door zijn vrijzinnige opvattingen weldra in botsing met zijn kerkelijke overheden, van welke de streng-Luth. Kliefoth de leider en het hoofd was, en werd in 1858 door de Mecklenb. Regeering van zijn professoraat ontzet. De op dit conflict betrekking hebbende geschriften: Eine kirchliche Krisis in Mecklenburg (1858), Der kirchliche Notstand in Mecklenburg (1861), An die Freunde aus dem Gefängniss (1862), berokkenden hem, als even zoovele persdelicten, gevangenisstraf en boeten. Sinds arbeidde hij met woord en schrift voor hervorming der Evangel. kerk. Trots zijn vasthouden aan de Luth. leer werkte hij mede aan het tot stand komen van den Deutschen Protestantenverein (1865), waar hij 1877 uittrad, omdat hij zag, dat men niet afkeerig was van de meening, dat de orthodoxie geen aanspraak had op tolerantie. Later werd hij herhaaldelijk tot lid van den Rijksdag gekozen, waarin hij zich aan de zijde der vooruitstrevende partij-Löwe schaarde. Hij stierf 21 Juli 1889 te Rostock. — Van zijne geschriften zijn nog te noemen: Theol. Kommentar zum Alten Testament (Bd. 1. Kiel 1843,1844); Apostelgeschichte oder Entwicklungsgang der Kirche von Jerusalem bis Rom (1862, 2 Aufl. 2 Bd. Braunschw. 1859); Zwölf kirchengeschichtliche Vorträge zur Beleuchtung der kirchlichen Gegenwart (Bremen 1869); Lutherus redivivus oder die kirchliche Reaktion (Frankf. a. M. 1878); Das Lutherfest und die mecklenb.-schwerin. Landeskirche (Rostock 1883). — Zie over hem: zijn in 1886 en 1887 geschreven autobiographie (2 Bd. 1891); K. H. Studt, Michael Baumgarten (2 Bd. Kiel 1892).