Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bast (planten)

betekenis & definitie

Bast (planten) - Bast, phloeem of zeefgedeelte van den vaatbundel, is dat deel, waarin zeefvaten worden aangetroffen. Daarnevens vindt men bij de Angiospermen begeleidende cellen; bovendien komen meestal voor parenchymcellen en vezels, die wegens hun ligging bastvezels genoemd worden. Bij de Gymnospermen en de Dicotylen ontstaat bij den secundairen diktegroei ook secundaire b., die bij het dikker worden van den boom ook langzamerhand in dikte toeneemt en die in het algemeen uit dezelfde elementen bestaat als de primaire b. In den secundairen b. vindt men zeer dikwijls groote hoeveelheden kristallen van oxaalzurekalk. Wanneer planten melksap bevatten, komt dit vooral in den b. voor. De b. is het weefsel, waardoorheen de organ. (zoogen. plastische) voedingsstoffen vervoerd worden van uit de bladeren naar de plaatsen van verbruik of naar de bewaarplaatsen van reservevoedsel. De b.-vezels onderscheiden zich gewoonlijk van andere vezels door hun lengte; dit is een van de redenen, waarom zij zoo dikwijls technisch gebruikt worden. Zoo wordt opgegeven voor de lengte der b. vezels van jute 0.8-4.1 m.m., van het vlas 20-40 m.m., van de rameh zelfs 220 m.m. Groepen van b.-vezels noemt men b.-bundels.

< >