Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bargiel

betekenis & definitie

Bargiel (Woldemar), geb. 3 Oct. 1828 te Berlijn, overl. ald. 23 Feb. 1897; zoon van den muziekleeraar Adolf B. en Marianne Tromlitz, de gescheiden eerste vrouw van Fr. Wieck, en daardoor stiefbroeder van Clara Schumann. B. ontving het eerste onderricht van zijne ouders, daarna te Leipzig, waar hij het Conservatorium bezocht, van Hauptmann, Moscheles, Rietz en Gade. De richting van deze kunstenaars was ook de zijne, en zijn ideaal en voorbeeld was Robert Schumann. B. schreef zijne vele composities, geheel in den geest van laatstgenoemde, zonder echter zijne zelfstandigheid prijs te geven, minder nog, in slaafsche navolging te vervallen. Na eenige jaren in Berlijn privaatonderwijs te hebben gegeven, en menig werk van beteekenis te hebben gecomponeerd, werd B. door Ludw. Wüllner naar Keulen geroepen om daar als leeraar a. h. Conservatorium werkzaam te zijn. In 1865 benoemde het Bestuur v. d. Toonkunst-Afdeeling te Rotterdam, B. tot directeur der muziekschool en der zangvereeniging, waarna in 1874 zijne benoeming volgde tot Prof. a. d. Hochschule te Berlijn; een jaar later werd B. lid v. d. Senaat der Academie en leider van eene akad. Meisterschule voor de muzikale compositie. Onder de werken van B. zijn de voornaamste: 3 trios, de Ouverture Medea, eene symphonie, zangen voor vrouwenstemmen.

< >