Balata, een boom (Mimusops Balata, fam. Sapotaceeën, in Suriname Bolletrie genoemd), die in een groot deel van N.lijk Z. Amerika, o.a. in Suriname, algemeen voorkomt. B. is in volwassen toestand een zeer groote boom, met breede kroon en glimmende, leerachtige bladeren; de groenachtige bloemen zijn weinig opvallend; de vruchten zijn rond, ze zijn eetbaar en doen aan die van de verwante Achras Sapota denken. Het hout is veerkrachtig, donkerrood (paardevleeschhout), en zeer duurzaam, zoodat het zoowel voor meubels als voor spoorwegdwarsliggers veel gebruikt wordt. De meeste bekendheid heeft echter het melksap, dat bij verwonding uit de schors vloeit. In dat opzicht gelijkt de B. op de, tot dezelfde plantenfam. behoorende, Palaquium-soorten, waarvan het melksap de Guttapercha levert. Vroeger werd het B.-melksap alleen door de inboorlingen een enkele maal op de wijze van koemelk gedronken. In 1867 is de mogelijkheid, om uit dit melksap een guttapercha-achtige stof te maken, in Europa bekend geworden. Sedert worden in Suriname en in Br.-Guyana de in het wild groeiende boomen door speciaal daarvoor uitgezonden arbeiders, meest negers (balata-bleeders), opgezocht en op een bepaalde, door de wet voorgeschreven, wijze (om de boomen te sparen) afgetapt. Men maakt daartoe tot op een zekere hoogte in den stam insnijdingen, die niet te diep mogen zijn. Het melksap wordt eerst in kleine vaten, later in grootere verzameld en ten slotte overgebracht in ondiepe bakken van een bepaalde afmeting, die in de zon worden geplaatst. Er vormen zich dan op de melk vellen, die eraf worden genomen en gedroogd en naar de stapelplaats vervoerd worden. In Venezuela velt men den boom, tapt hem daarna geheel af, en perst ten slotte de schors met een handpers uit. In Suriname spaart men de boomen zooveel mogelijk, maar nu tegenwoordig, door het gebruik van klimsporen, de boomen over een veel grootere hoogte getapt kunnen worden, sterven zeer veel exemplaren, en zal het vermoedelijk in de toekomst voordeeliger zijn de Venezol. methode te gaan toepassen, mits men dit niet op te groote schaal doet. Behalve de grootere opbrengst aan melksap, heeft men dan ook nog het hout. De vellen ruwe B. zijn leerachtige, bruine, elastische platen, die bij 50° week en plastisch worden en bij 160° smelten. Ze bevatten nog 2—5 % water, ± 40 % hars en 40—60 % van een guttapercha-achtige stof, Balagutta, die een koolwaterstof is (vermoedelijk C10 H16). De stof staat, wat haar eigenschappen aangaat, tusschen caoutchouc en guttapercha in. B. is minder elastisch dan caoutchouc (rubber) en wordt bij verwarming niet zoo plastisch als guttapercha. Het kan goed gevulcaniseerd worden. Na een fabrieksbewerking ondergaan te hebben, wordt b. zeer veel gebruikt voor het impregneeren van geweven drijfriemen of transportbanden. Vermengd met rubber-soorten of met guttapercha, gebruikt men het voor schoenzolen, matrijzen, sous-bras, golfballen, als isolator voor electr. apparaten en in de tandtechniek. Voor het isoleeren van onderzeesche kabels is het bijzonder geschikt gebleken. Omstreeks 1910 voerden de Guyana’s en Venezuela bijna 3 mill. K.G. aan ruwe B. uit, daarvan Suriname alleen meer dan VsDe Londonsche noteering van B. in vellen (sheetbalata) bedroeg in Febr. 1914 ƒ4 per K.G.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk