Avercamp (hendrik) - genaamd „de stomme van Kampen”, Nederl. landschapschilder, geb. 25 Jan. 1585 te Amsterdam, overl. na 1663 te Kampen. Zijn vader, de apotheker en voormalige schoolmeester Barend Hendricksz. A., trok reeds 1586 naar Kampen. — H. A. schijnt echter te Amsterdam te zijn opgevoed, waar hij gewoonlijk als leerling van Gillis van Coninxloo, den 16de-eeuwschen landschapschilder, beschouwd wordt. In 1607 was hij in ieder geval bij den schilder P. Isaacksz.
In 1619 werd er voor een winterlandschap van H. A. eens reeds 30 gulden betaald. A.’s vader stierf 1603. In het testament van A.’s moeder 1633 wordt er voor den stommen Hendrik in het bijzonder gezorgd, wat den indruk maakt, alsof de erflaatster dezen zoon toch nog steeds als niet geheel zelfstandig beschouwde. Waarschijnlijk woonde H. A. toen reeds weer te Kampen. In 1625 is hij in Holland geweest om een teekening van het Haarlemmermeer te maken. — A.’s kunst is inderdaad van dien aard, dat men zich hem als leerling van G. van Coninxloo en daarmee voor een deel als een der erfgenamen der Vlaamsche Breughel-traditie kan voorstellen. Er bestaat trouwens een prent met een landschap geheel in Coninxloo’s manier, luidens opschrift naar teekening van A., althans van „H. de Stom”. Maar A. brengt in deze traditie toch iets nieuws. Zijn winterlandschappen in velerlei formaat en afmeting, die in talrijke verzamelingen gevonden worden, zijn veelal eenvoudiger gebouwd dan men het toen in den kring der Coninxloo’s gewoon was.Meestal ligt de groote witte ijsvlakte tusschen de perspectievisch wijkende oevers van een groote rivier — de verre, in het tafereel nog vrij hooge, horizon verdwijnt in witte nevelsluiers, een enkele boom en eenige huizen en hoeven vormen de coulissen.
Het ijs is steeds zeer rijk gestoffeerd met schaatsenrijders, spelende kinderen, en sleepartijen. De poppetjes zijn scherp, soms wat spichtig geteekend en helder gekleurd, de luchten blank of — op enkele teekeningen — ros van avondzon. Een ontwikkeling kan men in A.’s werk moeilijk constateeren. Hij blijkt nog zeer laat (b.v. het gezicht op Kampen 1663, stadhuis te Kampen) in dezen trant gewerkt te hebben. Zijn werk is zelden gedateerd.
In sommige opzichten zou men in hem een voorlooper van A. v. d. Neer willen zien. Litteratuur: Thieme-Beckers Künstlerlexikon; aanteekeningen v. E. W. Moes; Dr. Johanna de Jongh, Het Hollandsche landschap; Bulletin v. d. Ned. Oudh. Bond V 151-152.