Atjeh-tram - werd, met uitsluitend politiek-militaire bedoeling, reeds kort na het begin van den Atjeh-oorlog aangelegd, toen in 1875 het Dep. v. Oorlog een spoorlijntje liet bouwen tusschen de reede van Oeleë Lheu (Oleh-leh) en Koeta Radja: in 1882 ging het over naar het Dep. van Burgerlijke Openbare Werken en werd tot trambaan versmald. In 1885 werd een ceintuur-trambaan langs de postenlinie aangelegd, door drie straalbanen met Koeta Radja, en dus met de oude baan, verbonden; sedert 1896 is deze ceintuurbaan geleidelijk opgeruimd; in de plaats daarvan kwam de lange tramlijn, die sedert 1896 de telkens ontstaande nieuwe posten met Koeta-Radja verbond. Van 1899—1906 kwam, in de onderhoorigheden, de lijn van Sigli naar de haven van Langsa tot stand, in 1910—1912 die van Langsa naar Koeala Simpang, terwijl reeds in 1899 een lijntje wa-s aangelegd van Sigli, Westwaarts over Padang Tidji naar Keudé Breuë; van deze laatste plaats uit werd deze lijn in de Onderh. door een berglijn naar Seulimeum met de oude trambaan in Groot-Atjeh verbonden.
In de laatste jaren gaven economische meer dan militaire overwegingen den doorslag, zoodat in 1913 de doortrekking is toegestaan van het Atjehtramnet van Koeala Simpang door Tamiang naar Besitang en van Pangkalan Soesoe naar Telok Taboehan (aan de Aroebaai, met een goede reede), terwijl de verbindingslijn tusschen Besitang en Pangkalan Soesoe ook reeds in voorbereiding is, waardoor eindelijk het Atjeh-tramnet zijn natuurlijk eindpunt bereikt zal hebben, de fraaie en goed toegankelijke Aroe-baai. De toenemende economische beteekenis van het Atjeh-tramnet blijkt hieruit, dat do bruto-ontvangst voor het particulier vervoer van ƒ 290.000 in 1904 steeg tot f 678.000 in 1913, of met ongeveer 134 %.