Antirrhinum - Leeuwenbek, plantengeslacht der Scrophulariaceeën, met een 30-tal soorten op het N. halfrond. In Nederland komt alleen A. Orontium, het Akkerleeuwenbekje in het wild voor. Onder de A. kweekt men in onze tuinen zoowel éénals tweejarige, soms ook wel overblijvende planten. Zij zijn zeer geschikt voor vakken en bordes.
Zij bloeien, naar gelang van hun kultuur, van af Juni totdat de vorst er een einde aan maakt. De kleur der bloemen, die in lange trossen aan het eind van den stengel zitten, is wit, geel, roze, rood en gestreept. Gewoonlijk worden ze gezaaid, doch ze kunnen ook gestekt worden. ’t Meest treft men aan A. majus en A. medium; A. pumilum en A. nanum zijn een paar dwergsoorten welke ± 20 à 30 c.M. hoog worden.