Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Antĭphon

betekenis & definitie

Antĭphon - van Rhamnūs in Attica, geb. in 480 of 479 v. C., volgens anderen 488, ontving van zijn vader Sophilus, een sophist, de eerste opleiding in de welsprekendheid, waarin hij later uitmuntte, zoodat hij in den canon der Alexandrijnen de eerste plaats inneemt. Op het staatkundig tooneel zijns vaderlands speelde hij een belangrijke rol: gedurende den Peloponnesischen oorlog voerde hij afzonderlijke legerafdeelingen aan, maar voornamelijk bewerkte hij als aanhanger der oligarchische partij den val der democratie door de instelling van den raad der vierhonderd, waarvoor hij, toen deze spoedig weer afgeschaft werd, met zijn leven boeten moest. Door Theramenes van hoogverraad aangeklaagd, werd hij veroordeeld, 411 v. C. Als rhetor is hij ijverig werkzaam geweest: hij opende eene eigene school voor welsprekendheid met het houden van oefeningen in de staatkundige redenaarskunst en, zoo hem al niet de eer der uitvinding toekomt, was hij het toch, die aan den staatkundigen redenaarsstijl in Athene richting en ontwikkeling gaf. Slechts éénmaal trad hij zelf als redenaar op, en wel ter zelfverdediging; overigens maakte hij redevoeringen voor anderen.

Van de 60 hem toegeschreven redevoeringen hield men reeds in de oudheid 25 voor onecht; er zijn slechts 15 bewaard gebleven. A, was als denker pessimist (o. a. ten opzichte van het huwelijk), schreef ook over wiskundige en metereologische onderwerpen. Hij trachtte ’t eerst het oppervlak van den cirkel te bepalen als limiet van ’t opp. van een ingeschreven veelhoek met toenemend aantal zijden.

< >