Andesiet - Uitvloeiingsgesteente, in chem. en mineralog. samenstelling overeenkomend met dioriet. Als fenokristen liggen kristallen van plagioklaas en amfibool, biotiet of pyroxeen in een grijze of zwarte, dichte grondmassa, die onder het mikroskoop grootendeels blijkt te bestaan uit plagioklaas. Naar het donkere bestanddeel onderscheidt men pyroxeen. a., amfibool.a. enz.; meestal is meer dan één donker bestanddeel aanwezig of althans aanwezig geweest. Olivijn kan voorkomen in de var., die minder kiezelzuur en meer magnesium bevatten dan normaal.
Zulke gesteenten vormen overgangen naar bazalt. Evenzoo bestaan er a., die meer kiezelzuur bevatten dan normaal, zoodat een gedeelte daarvan niet gebonden kon worden aan basen, maar als vrij kiezelzuur in den vorm van kwarts is uitgekristalliseerd. Zulke gesteenten heeten daciet of kwarts-andesiet. Bij stijging van het alkaligehalte treedt orthoklaas op naast plagioklaas en gaat het gesteente over in trachy-andesiet en trachiet of bij gelijktijdig kwartsgehalte in lipariet. De grondmassa bevat dikwijls glas en kan geheel daaruit bestaan; zulke andesiet-glazen komen ook als a.-puimsteen voor. Tuffen van overeenkomstige samenstelling vergezellen op tal van plaatsen de a.-gesteenten. Vroeger heeft men porfyriet als het geologisch oudere gesteente met gelijke chem. en mineralog. samenstelling geplaatst tegenover a. en daarbij als grens genomen het einde van het mesozoische tijdvak. Tegenwoordig is dat verschil vervallen en bestaat het onderscheid tusschen de beide gesteenten nog slechts in het meer of minder frissche uiterlijk.