Andamanen-eilanden - Eilandengroep in de Golf van Bengalen, 300 K.M. Z.-Z.W. van de westpunt van Pegu (kaap Negrais), voortzetting van den Asakanketen; gelegen tusschen 10°30' en 13°45' N.B. en tusschen 92°15' en 93°15' O.L. van Gr.; oppervl. tezamen 6500 K.M.2 De bevolking der A., ook Minkopies genoemd, is verwant met de Negrito’s en Papoea’s. Hunne lengte bedraagt slechts 1.40 à 1.50 M. Hun huidskleur is donker, hun haar gekroest en wollig. De mannen loopen naakt, de vrouwen dragen een lendengordel van bladeren, waaraan de schedel van haren overleden echtgenoot hangt, totdat zij hertrouwen. Vaste woonplaatsen hebben zij niet.
Zij houden zich vooral met jacht en vischvangst bezig. In karakter gelijken zij op de Papoea’s. Zij zijn vroolijk, spraakzaam, onstuimig en rusteloos. Zij praten snel, terwijl zij hetzelfde denkbeeld steeds herhalen. De vrouwen worden door de mannen goed behandeld. Echtbreuk komt niet voor en huwelijkstrouw is regel. Zij gelooven in een onsterfelijk, onzichtbaar wezen, Poeloega genaamd, dat in den hemel leeft en alwetend is. De taal heeft geen verwantschap met Drawidische of Australische talen en vervalt in negen dialecten.
Zij is rijk in klinkers (24), doch mist de sisklanken. Tien is het hoogste getal, dat zij kunnen aanduiden. De bevolking is aan het uitsterven. De groep, reeds bezocht in 1292 door de gebroeders Polo uit Venetië, bestaat uit vier grootere eilanden, Noord-, Midden-, Zuid- en Klein-Andaman, benevens een 50-tal kleinere. In 1797 stichtten de Engelschen eene kolonie te Port Cornwallis, die in 1802 weder verlaten werd. Sedert 1858 is op de Andamanen eene Britsche strafkolonie gevestigd, bij de hoofdstad Port-Blair op Zuid-Andaman.
Graaf Mayo, de gouverneur-generaal van Britsch-Indië, werd hier in 1872 door een gedeporteerden Moslim vermoord. Met de Nicobaren staat deze groep onder een Chief Commissioner, aangesteld door de regeering van Engelsch-Indië. De voornaamste producten zijn: thee, kokosnoten, koffie en suikerriet. Het dierenrijk bestaat uit wilde zwijnen, ratten, schildpadden enz., waarop de inboorlingen jacht maken, terwijl zij zich langs de kust met het vangen van visschen, krabben en oesters bezighouden. Aan het strand groeien mangroven, in het binnenland teak-, ebben-, sandel- en ijzerhoutboomen. Vgl. verder E. H. Man, On the aboriginal inhabitants of the Andaman islands; Boden Kloss, In the Andamans and Nicobars 1903.