Amorieten vormen de tweede van de vier groote „Semietische volksstroomingen” in Voor-Azië. Zij zijn, als onderdeel van de West-semietische groep, scherp onderscheiden van de Oost-semietische Akkadiërs (zie BABYLONIË) en Assyriërs. Zij omvatten de voorvaderen o.a. van de latere Feniciërs, Kanaanieten (?), Moabieten, Edomieten, Ammonieten, Israëlieten, enz. Het eerst zijn zij te constateeren in het begin van het 3de millennium v. C. in de steppen van N. Syrië en in het Libanongebied, als half-nomadische stammen, die trachten zich te vestigen en tot staatvorming over te gaan — zoowel aan den Mesopotamischen kant als naar de Syrische zijde.
Reeds koning Sargon van Akkad (± 2775) vermeldt onderscheidene veldtochten tegen het „Westland” Amoerroe. Tijdens de 24e en 23e eeuw neemt het Amorietische element in Z. en N.-Babylonië steeds toe. Verscheidene koningen van Isin (zie BABYLONIË, geschiedenis) dragen Amorietische namen; en ± 2225 sticht de Amorieten-sjeich Soemoeaboem het „Rijk van Babel” (de 6de koning dezer „Eerste dynastie van Babel” was de beroemde Hammoerapi), dat na 300 jaar verdwijnt.
In N.-Syrië ontstaat ± 1400 weer een Amorieten-staat onder den sheich Abdi-Asjirta en diens dynastie (zie EL-AMARNA-BRIEVEN). Dit rijk, nu eens bondgenoot van Egypte, dan weer van de Klein-Aziatische Hittieten, omvatte het Libanongebied en N.-Syrië, soms tot aan Babylonië toe.
Vermeldenswaard is nog het over-jordaansche Amorietenrijk van koning Sihon uit Hesbon (Num. 21,27 —30). Deze drong de Moabieten terug tot bezuiden den Amon; maar een volgende generatie van Moabieten, gesteund door een deel van de Israëlieten, heroverde het verloren gebied en verwoestte Hesbon.
Volgens sommigen reikt het begin der Fenicische kolonisatie in Z.-Europa en N.-Afrika in het derde millennium terug. In het O.T. is A. een benaming der vóór-Israëlietische bevolking óf van geheel Palestina (b.v. Joz. 5,1) óf van het bergland van Palestina (b.v. Joz. 10,6). De andere naam is „Kanaanieten”. De verhouding dier beide benamingen is onzeker; zij duiden echter geen autochthone bevolking aan.
De voornaamste góden der A. waren Adad, Asjrat enDagon.
De Amorietische taal was nauw verwant aan het Hebreeuwsch (zie EL-AMARNABRIEVEN).