Alvinczy - (Jos.), Oostenr. veldmaarschalk, geb, 1 Febr. 1735, overl. 25 Nov. 1810 te Ofen. In den zevenjarigen oorlog onderscheidde hij zich en werd tot generaal-majoor bevorderd, terwijl hem de opleiding van den lateren keizer Frans II opgedragen werd. Onder Laudon nam hij deel aan een campagne tegen de Turken, en werd tot luitenant-veldmaarschalk bevorderd, alhoewel de door hem geleide bestorming van Belgrado werd afgeslagen.
In 1793 vocht hij in België en onderscheidde zich in den slag bij Neerwinden; 7 Sept. leed hij bij Hondschooten een nederlaag. In April 1795 aanvaardde hij het opperbevel over het leger aan den Boven-Rijn, en werd in 1796 door Frans II naar Weenen ontboden, om zitting te nemen in den krijgsraad; de nederlagen der Oostenr. wapenen voerden hem echter weldra naar het slagveld terug; in den herfst van 1796 aanvaardde hij het opperbevel over het leger in Italië en trachtte Wurmser, die in Mantua ingesloten was, te ontzetten; hij werd echter door Napoleon bij Arcole (15—17 Nov. 1796) en bij Rivoli (14 Jan. 1797) volkomen verslagen. De keizer riep hem terug en stelde hem aan tot opperbevelhebber in Hongarije.