Agnes - 1) dochter van den markgraaf Arnold v. Meissen, abdis von Quedlinburg, 1184-1203. Wordt geroemd als schilderes van versierde beginletters en ontwerpster van kartons voor wandtapijten te Quedlinburg. Wat het haar toegeschreven werk in het H.S. te Quedlinburg betreft, zoo is het onmogelijk, haar daarbij als schilderes te noemen.
Het Evangelie-handschrift in kwestie dateert uit de 15e eeuw. Mogelijk, hoewel het niet bewijsbaar is, blijft haar arbeid aan een reeks van dorsalia (wandtapijten voor het koor te Quedlinburg) en aan een antependium, die A. in ieder geval zelf aan het klooster heeft geschonken. Vgl. Meyers Künstlerlexikon; Thieme-Beckers Künstlerlexikon; Woltmann en Woermann, Gesch. der Malerei.
2) gravin van Orlamünde, de z.g. „Witte vrouw” van de Hohenzollern, die in het paleis rondspookt aan den vooravond van rampen, die hen bedreigen. Zij zou volgens de sage uit het hertogelijk geslacht Meran stammen en gemalin zijn van graaf Otto van Orlamünde (1293), wien zij twee kinderen schonk; na den dood haars gemaals ontstonden liefdesbetrekkingen tusschen haar en burggraaf Albrecht den Schoone van Neurenberg (overl. 1361); zij leefden een tijdlang tezamen op den Plassenburg bij Kulmbach; een gezegde van Albrecht, dat het hem onmogelijk was haar te huwen, zoolang vier oogen nog op hen waren gericht (waarmee hij zijn ouders bedoelde), werd door Agnes, verkeerd opgevat: zij doodde hare beide kinderen, waarop Albrecht met afschuw voor haar werd vervuld en haar verstiet; Agnes deed een pelgrimstocht naar Rome en stichtte het klooster te Himmelskron, niet ver van Berneck; zij stierf kort daarop en werd in het door haar gestichte klooster begraven, doch zij vond geen rust en spookt als „witte vrouw” rond.
3) de 641ste planetoïde, in 1907 ontdekt. Bereikt gemiddeld de grootte 14.5.