Abbadiden - Arabische dynastie te Sevilla, 1023-1091. Grondlegger der dynastie was Mohammed I, uit het geslacht Abbâd; deze was bij den val van het khalifaat van Cordova kadi te Sevilla en wierp zich, van de omstandigheden gebruik makende, tot vorst van die stad en haar gebied op. Hij en zijn zoon Abbâd el Motadid, die 1042-68 regeerde, onderwierpen verscheidene der Muzelmansche staatjes in de nabuurschap en brachten Sevilla tot grooten bloei. Zijn zoon, Mohammed II el Motamid (1068-91), een groot bevorderaar van kunst en wetenschap, veroverde het geheele gebied, gelegen tusschen de rivieren Guadalquivir en Guadiana, benevens Cordova.
Toen Alfonso VI, koning van Castilië, in 1085 Toledo aan zich onderworpen had, verbond hij zich met de emirs van Almeria, Granada, Badajoz en Valencia, om gezamenlijk een gezantschap te zenden naar den Marokk. vorst Joesoef-ibn-Tasjfin; deze kwam met hulp opdagen en versloeg Alfonso VI op 23 Oct. 1086 bij Zallâka of Sacralias; drie jaren later andermaal uitgenoodigd bijstand te verleenen aan de Mohammedaansche staten in Andaluzië, verklaarde hij deze bij Marokko ingelijfd en vond daarbij den steun van een sterke partij in die staten; de regeerende vorsten werden afgezet. Motamid riep toen de hulp in van Alfonso VI, en hoewel deze vorst hieraan gevolg gaf, werd Sevilla op 9 Sept. 1091 gedwongen zich over te geven. Motamid werd met zijn geheele familie naar Afrika gezonden; hij overleed te Aghmât, in 1095; met hem eindigde de dynastie der A. In Afrika wijdde hij zich in zijn gevangenschap aan de poëzie en dichtte eenige elegieën, waarin hij zich over zijn noodlot beklaagt. Litteratuur: Dozy, Historia Abbadidarum (Leiden 1846-63, 3 dln.), dezelfde. Histoire des Muselmans d’Espagne (dl. 4, ald. 1861), Schack, Poesie und Kunst der Araber in Spanien und Sicilien (Berlin 1865,1877).