Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zorg, v./m. (-en)

betekenis & definitie

1. de moeite die men doet om iets in stand of in goede conditie te houden, toewijding, behartiging: veel — aan iets besteden; zijn kinderen aan iemands zorgen toevertrouwen, aan zijn hoede; — voor iets dragen, moeite doen opdat het gebeurt of onderhouden wordt; ik neem de — daarvoor op mij, ik zal daarvoor wel zorgen;

2. bekommering, ongerustheid, vrees dat iets verkeerd zal uitkomen of aflopen: in — verkeren omtrent een zieke; (spr.) de slaap verdrijft de zorgen; heb daar maar geen — over, wees daarin gerust; (zegsw.) geen zorgen voor de dag van morgen (naar Matt. 6,34); geen zorgen voor de tijd; dat is van later —, daarom hoeven wij ons nu niet te bekommeren; coll.: die kennen geen —, alles gaat hun naar wens; een zieltje zonder —, een zorgeloos mens; (gemeenz.) (dat is) mij (ook) een —, ik geef daar niets om;
3. hij is een echte —, altijd vol zorgen;
4. hoge leunstoel: zet je in de —.

< >