Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zoönose

betekenis & definitie

v. (-n, -s), ziekte die door dieren op de mens wordt overgebracht, waarbij het betrokken dier wel of niet ziek is.

(e) Door sommigen worden ook die ziekten tot de zoönosen gerekend waarbij een dier niet de ziekte overbrengt, maar zelf de verwekker is, dus alle parasitaire ziekten, zoals schurft en luis. Een voorbeeld van een zoönose waarbij het ziekteoverbrengende dier zelf niet ziek hoeft te zijn, is de ziekte van Weil. Daarnaast bestaan toestanden die soms wel, soms niet tot ziekte leiden, b.v. contact met teken en luizen (de parasiet verblijft op de huid: epizoönose) of met muskieten (malaria), vlooien, wantsen (de parasiet valt de mens wel aan, maar blijft niet op de huid: transitozoönose). De malaria, de leishmaniasis en de rickettsiosen zijn typische zoönosen; zij worden overgebracht door insekten. Listeriose, een bacteriële infectie, wordt overgebracht door o.a. koeien en varkens. Door een virus veroorzaakte zoönosen zijn o.a. hondsdolheid, ornithosis (overgebracht door vogels) en gele koorts (overgebracht door insekten).

Sommige schimmelziekten, vooral die van de huid, maar soms ook van de inwendige organen, zijn zoönosen. Tenslotte behoren tot de zoönosen vele soorten wormziekte, o.a. besmetting met leverbot (Schistosoma), platwormen (lintworm, blaasworm).

< >