o. (-s),
1. zonneschijn: in het — zitten, zich koesteren in de zonneschijn; (zegsw.) iemand in het — zetten, het volle licht op hem laten vallen, ook voorzover hij in iets te kort geschoten is;
2. stuk ronddraaiend vuurwerk;
3. iets dat of iemand die ergens vreugde brengt: zij was het — thuis.