Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zeven (zeef)

betekenis & definitie

(zeefde, heeft gezeefd), (ook: ziften), door een zeef laten lopen; met behulp van een zeef afscheiden: de grovere delen uit iets ook fig.

(e) Zeven is een scheidingsmethode voor granulaire (korrelige) vaste stoffen naar korrelgrootte, soms ook voor het verwijderen van verontreinigingen. (Het tegenhouden of verwijderen van ongewenste vaste bestanddelen uit gassen of vloeistoffen heet filtreren; →filtratie.) Het zeven geschiedt door de zeef, waarop het materiaal in een dunne laag is uitgespreid, met de hand of machinaal (→zeeftoestel) te schudden. Het gedeelte van het materiaal dat door de bodem valt, noemt men doorval; wat op de zeef blijft liggen noemt men overslag. De deeltjesgrootte van de doorval wordt bepaald door de afmetingen (maaswijdte) van de openingen (mazen). Deze openingen moeten over het gehele oppervlak even groot zijn. De openingen kunnen verkregen worden door gaten te maken in een plaat of door een zeefraam te bespannen met zeefgaas, een vlechtof weefwerk van dik tot zeer dun metaaldraad, zijde, nylondraad enz. Met een zeefproef of -analyse kan de korrelsamenstelling van een stof bepaald worden (→textuur).

< >