o. (-en), ben. voor de leden van een groep waterhoudende aluminiumsilicaten die alkali en/of aardalkalimetalen bevatten.
(e) De als mineraal voorkomende zeolieten (o.a. analciem, chabaciet, heulandiet) bevatten bovendien kristalwater en zijn waarschijnlijk ontstaan door inwerking van water op basaltlava. Door de open kristallografische structuur (poriën) kunnen zeolieten allerlei deeltjes (o.a. metaalionen) in het kristal opnemen, terwijl ook de actieve metaaloxidegroepen betrekkelijk goed toegankelijk zijn. Hierdoor kunnen zeolieten zelf als katalysator werken en zijn zij goede dragers voor metaalkatalysatoren. Verder kunnen zij als ionenwisselaars dienen; het als ‘greensand’ voorkomende glauconiet wordt dan ook op technische schaal toegepast voor het ontharden van water, evenals de synthetische zeolieten. Deze laatste kunnen worden gemaakt door aan verdund zwavelzuur onder roeren achtereenvolgens oplossingen van aluminiumsulfaat, natriumsilicaat en natronloog toe te voegen. Na affiltreren van de gevormde neerslag, die na enige tijd in een gel overgaat, wordt hieruit het bij de reacties gevormde sulfaat met water uitgewassen.
De massa wordt daarna bij 100—120 °C gedroogd totdat zij ca. 10 % water bevat. Het toepassen van dergelijke produkten in wasmiddelen als vervanging van het nu verwerkte natriumtrifosfaat wordt nog bestudeerd. Synthetische zeolieten worden ook gebruikt als →moleculaire zeven.