v./m. (-en),
1. (anatomie) nervus, een door bindweefsel (zenuwschede) omgeven bundel van zenuwvezels (e);
2. psychische gesteldheid in reactie op aandoeningen en belevenissen: stalen zenuwen hebben, schokkende aandoeningen goed kunnen doorstaan; zij kreeg het op de (haar) zenuwen, verloor de controle over zichzelf; dat werkt op mijn zenuwen, ik word er zenuwachtig van; zij heeft het op de (haar) zenuwen, haar zenuwgestel is aangedaan; (ook) last van zenuwen hebben; over zijn zenuwen (heen) zijn, overspannen zijn; zich in de zenuwen gooien, een zenuwaanval krijgen; als verwensing: krijg de zenuwen! (fig.) kracht, sterkte: het geld is de — van de handel.
(e) Een grote zenuw bestaat meestal uit meer zenuwen, die een gemeenschappelijke omhulling (epineurium) hebben. De schede die iedere zenuw apart omhult, heet zenuwschede of perineurium; hierbinnen verlopen de zenuwvezels, uitlopers van zenuwcellen. De meeste zenuwvezels zijn weer omgeven door drie schedes: van binnen naar buiten de merg of myelineschede, de schede van Schwann en het endoneurium. De zenuwcellichamen zelf liggen niet in een zenuw, maar in zenuwknopen (➝ ganglion), in een ➝ plexus of in het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggemerg). Zenuwen waarvan de bijbehorende zenuwcellichamen in de hersenen liggen heten hersenzenuwen; liggen ze in het ruggemerg, dan is sprake van ruggemergszenuwen of spinale zenuwen. De gezamenlijke zenuwen vormen het perifeer zenuwstelsel.
Zenuwweefsel heeft het vermogen van ➝ impulsgeleiding, een fundamentele eigenschap van iedere cel, in hoge mate ontwikkeld. Zenuwen komen overal in het lichaam voor, en zij verbinden het centrale zenuwstelsel met de organen in de periferie. Een deel van de zenuwvezels geleidt impulsen naar het centraal zenuwstelsel (czs ) (aanvoerende of afferente, sensibele vezels), andere geleiden impulsen naar de periferie, waar zij eindigen in spieren, bloedvaten, klieren enz. (afvoerende of efferente vezels, indien zij in een spier eindigen motorische vezels). In een zenuw kan men òf beide soorten vezels vinden (gemengde zenuw), òf alleen één van beide soorten (sensibele of motorische zenuw). Men kan van een zenuw te weten komen welke functie hij heeft door de zenuw door te snijden en dan het uiteinde dat naar de periferie gaat te prikkelen (b.v. met elektrische stroom): bij een motorische zenuw zal de spier waar die zenuw naar toe gaat, reageren met een samentrekking; bij een sensibele zenuw treedt geen reactie op bij prikkelen van de perifere stomp, maar wel bij prikkelen van het uiteinde dat naar het centrale zenuwstelsel loopt.
De sensibele zenuwvezel kan vrij eindigen, b.v. tussen de epitheelcellen van de huid (vrij zenuweinde). Meestal echter vindt men aan het einde bepaalde structuren (zenuweindlichaampjes): b.v. het lamellenlichaampje. Sensibele zenuwen die in een zintuig eindigen en daar prikkels opnemen, noemt men sensorische zenuwen of zintuigzenuwen. Een motorische zenuw eindigt in de spier in een ➝ eindplaat, waar de zenuwvezel in de spiervezel binnendringt en de impulsen die langs de zenuw komen overdraagt op de spier. De autonome zenuwen, die organen verzorgen die niet aan de wil zijn onderworpen, eindigen met vrije zenuweindigingen tussen de gladde spiercellen. Impulsoverdracht van de ene zenuwvezel op de andere of op een effectororgaan (spier, klier) geschiedt via een ➝ synaps.
Bij een aantal zenuwen vindt men in het verloop ervan een verdikking (ganglion), gevormd door de cellichamen van (een deel van) de vezels in die zenuw. Zo kent men spinale gangliën dicht bij het ruggemerg, die de cellichamen bevatten van de sensibele vezels van de perifere zenuwen. Andere gangliën die men verder in de periferie vindt, behoren bij het vegetatief zenuwstelsel.
De zenuwen verbinden zich met het centraal zenuwstelsel op zeer constante wijze: aan de hersenen vindt men bij zoogdieren 12 paar zenuwen (bij vissen 10 paar), de hersenzenuwen, en aan het ruggemerg 33—34 paar ruggemergszenuwen, waarvan er telkens één uittreedt tussen twee opeenvolgende wervels; deze vertonen dus nog de segmentsgewijze opbouw (➝ metamerie). Iedere ruggemergszenuw dringt met twee bundels vezels in het ruggemerg, de ene (aan de rugzijde gelegen) bevat alleen sensibele, de andere, aan de buikzijde, bevat motorische en autonome vezels. Het perifere verloop van de zenuwen is vrijwel identiek bij ieder individu.