onbep. w., vliegen met een zeilvliegtuig, waarbij de start en de landing uitsluitend met behulp van de benen en voeten van de bestuurder worden uitgevoerd.
(e) Alhoewel het zeilvliegen, als voorstudie voor de oplossing van het motorvliegprobleem, reeds aan het eind van de 19e eeuw werd beoefend, is het als sport pas in de tweede helft van de 20e eeuw tot ontwikkeling gekomen. De mogelijkheden van het zeilvliegen zijn uiteraard beperkter dan die van het zweefvliegen, maar de kosten zijn door de eenvoudige constructie van zeilvliegtuigen belangrijk minder. Om zo lang mogelijk in de lucht te kunnen blijven, wordt vooral gebruik gemaakt van →hellingstijgwind langs heuvels, duinen en bergen; bij overlandvluchten ook wel van thermiek. O.Lilienthal was een van de eerste zeilvliegers.