m. (-en), de omhooggerichte luchtstroming langs een bergketen, heuvelrug of duinenrij, die ontstaat wanneer een krachtige wind (vrijwel) loodrecht op de naar de wind toegekeerde hellingen van die obstakels is gericht.
(e) Tot omstreeks 1926 (de ontdekking van de →thermiek) hebben de zweefvliegers uitsluitend en daarna nog veelvuldig, van de hellingstijgwind gebruik gemaakt (afb.). Ook vogels, b.v. langs de kust de meeuwen, kunnen urenlang, zonder ook maar een vleugelslag te maken, in hellingstijgwind vliegen.