Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zeekat

betekenis & definitie

v./m. (-ten),

1. Sepia officinalis, weekdiersoort, behorend tot de orde Decapoda (tienarmige inktvissen), bewoner van ondiepe gedeelten van de oostelijke Atlantische Oceaan van Midden-Noorwegen tot bij Zuid-Afrika (e);
2. synoniem voor kathaai.

(e) De zeekat wordt regelmatig in de Noordzee aangetroffen. De platte (tot 26 cm lange) rugschilden (zeeschuim), die tevens als hydrostatisch orgaan dienst doen, spoelen geregeld aan en worden gebruikt als kalkbron voor kooivogels. De zeekatten nabij de Belg.-Ned. kust paaien in de Zeeuwse stromen, de Noordzee en de Waddenzee; bij het paringsspel kan het mannetje voortdurend van kleur verschieten. De in zwarte kapsels ingesloten eieren worden aan de ondergrond vastgehecht. Zeekatten vertonen trekbewegingen, die waarschijnlijk o.a. met de temperatuur van het zeewater samenhangen: het dier komt in het vroege voorjaar de zuidelijke Noordzee binnen, trekt naar het noorden, legt eieren (Nederland: mei—juli) en sterft dan of trekt weer weg in zuidwaartse richting.

< >