m. (-sen), Pristis, vissengeslacht, behorend tot de orde rogvormigen, gekenmerkt door het bezit van een zaagvormig uitgegroeide snuit met gelijkvormige tanden en aan de onderzijde geplaatste kieuwspleten, zes soorten omvattend.
(e) Zaagvissen bewonen in warmere streken de kustzeeën en monden van rivieren die zij soms ver opzwemmen. Zij worden ca. 7,5 m lang. Zij zijn bodembewoners, die voornamelijk van lagere dieren leven, en eierlevenbarend. Deze dieren zijn niet agressief, maar schaden vaak wel visnetten.