v. (-en), (ook: ejaculatie, zaaduitstorting), uitstorting van sperma.
(e) De zaadlozing zet reflectorisch in bij het hoogtepunt van de seksuele opwinding (orgasme). Eerst contraheert de prostaat. Direct daarna worden de spermatozoën uitgedreven die zich in het verwijde deel van de zaadleider bevinden (daar waar deze de prostaat binnenkomt). Prostaatvocht en spermatozoën vormen ca. ⅓ van het ejaculaat; de rest bestaat uit kliervocht van de zaadblaasjes, die het laatst contraheren. Bij de erectie wordt de sfincter van de urineblaas reflectorisch gesloten gehouden, zodat het sperma niet in de blaas kan komen. Een onwillekeurige zaadlozing heet pollutie; onvermogen tot zaadlozing is een vorm van impotentie. →sperma.