v./m. (-en),
1. vleesgerecht meestal bestaande uit gekruid gehakt of gemalen mager vlees, soms gemengd met stukjes vet, vaak ook slachtafval, organen, bloed e.d. geperst in een darmomhulsel; met een naar een zij spek gooien, iets gerings opofferen om een groter voordeel te verwerven;
2. voorwerp dat op een worst lijkt.
De worst wordt na het vullen van de darm geconserveerd door een hittebehandeling of een fermentatieproces. Als darm wordt gebruikt natuurof kunstdarm. Natuurdarmen zijn meestal van runderen, schapen of varkens afkomstig en worden binnenste buiten gebruikt. Zij worden eerst bewerkt en grondig gereinigd. Tegenwoordig worden zeer veel kunstdarmen gebruikt, gemaakt van runderhuid, cellulose of bepaalde soorten plastic. Het verschil tussen de worstsoorten zit m.n. in het grover of fijner hakken of malen van het vlees, de soort daarvan, het al of niet koken of roken, de wijze van stoppen en vooral het gebruik van kruiden.
Toegepast worden witte peper, nootmuskaat, tijm, foelie, koriander, piment, kruidnagel, marjolein, kardemom, paprika. In België, Duitsland, Italië en Frankrijk worden meer dan in Nederland uien en knoflook toegevoegd. Een officiële indeling in kwaliteitenklassen is er nog niet. vleeswaren.