m. (-s), verzamelnaam voor een aantal vlindersoorten uit de familie spanners, die m.n. in de wintermaanden (nov.-dec.) vliegen.
De bekendste wintervlinder is de kleine wintervlinder (Cheimatobia brumata of Operophthera brumata), waarvan de rupsen (‘trekmaden’) ’s zomers schade aan vruchtbomen toebrengen. De vleugels van de wijfjes zijn rudimentair. Bestrijding: door lijmbanden (in de herfst) en bespuiting (in de winter). Ook vrij rondlopen van kippen in de boomgaard is zeer doeltreffend (pikken de poppen op). Erannis defoliaria is de grote wintervlinder.