Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Windmolen

betekenis & definitie

m. (-s),

1. molen die door de wind gedreven wordt; (zegsw.) tegen windmolens vechten (toespeling op Don Quichot), een denkbeeldig gevaar bestrijden; (ook) trachten te veranderen wat toch niet te veranderen is;
2. machine om lichte korrels uit graan te scheiden.

Windmolens vervullen vanaf de middeleeuwen tot de huidige dag een taak en verschaffen vooral het vlakke landschap van Nederland een karakteristiek kenmerk. Het principe is vermoedelijk vanuit het Oosten en de landen aan de Middellandse Zee naar Europa gebracht. In Nederland is de windmolen in verschillende typen ontwikkeld en heeft hij een hoge graad van perfectie bereikt. Vooral met betrekking tot de bemaling van polders heeft de windmolen een grote rol gespeeld. De windmolens vallen in twee hoofdtypen uiteen: indrustriemolen en poldermolen. Met de opkomst van de mechanische energie werd een periode afgesloten waarbij gedurende meer dan 6 eeuwen op grote schaal gebruik is gemaakt van windkracht.

Aangenomen wordt, dat op een bepaald moment b.v. Nederland 9000 molens in bedrijf telde, waarvan nog ca. 950 (1979) over zijn. Daarvan is nog slechts ca. 20% in bedrijf terwijl de rest als monument geldt.

De vereniging De Hollandsche Molen te Amsterdam, die in mei 1923 is opgericht, heeft zich toegelegd op de bescherming van de Ned. molens. Eén van de eerste initiatieven was het inventariseren van het molenbezit en het uitschrijven van een prijsvraag tot verbetering van de windmolen als economisch maalwerktuig zonder de schoonheid hiervan aan te tasten. Dit leidde tot verbeteringen waardoor een efficiëntere wijze van werken ontstond en de concurrentie met de moderne maalapparatuur het hoofd kan worden geboden. De belangrijkste verdienste van De Hollandsche Molen is echter, dat zij door haar niet-aflatende propaganda en inspraak bij de overheid heeft bereikt, dat molenbehoud als een taak van nationaal belang wordt gezien.

In België zijn nog ca. 165 windmolens (1980), bijna uitsluitend in Vlaanderen. Er zijn 80 standaardmolens en 85 bovenkruiers, w.o. een paar houten achtkanten. Het aantal draaiende molens bedraagt (1980) ca. 30. Door intensieve restauratie, ook ten aanzien van de maalvaardigheid, neemt dit aantal toe. Bijna alle windmolens zijn als monument beschermd.

LITT. L. Molendijk, Ned. molens (1969); F. Stokhuyzen, Molens (3e dr. 1971); J.C. Notebaart, Windmühlen (1972); P. Bauters, Vlaamse molens (1978); J.T. Balk, Kijk op molens (1979).

< >