(wikkelde, heeft gewikkeld),
1. door wenteling hullen, winden om iets, resp. iets hullen in, inrollen: een krant om iets wikkelen; zich in de dekens wikkelen; een sigaar wikkelen, vormen;
2. (fig.) langzamerhand in een bepaalde toestand doen geraken: iemand in een proces wikkelen.